15. E. du Perron aan M. ter Braak
Brussel, Donderdagmorgen. [22 Januari 1931]

aant.

Beste Menno, Gelijk hiermee gaat Prisma naar je terug. Ik heb

[p. 31]

mijn taak volbracht en zend met dezelfde post mijn artikel naar Vr. Bladen, naar Marsman zelf ditmaal, met verzoek om antwoord. Hij zal mij het stuk zelf wel terugzenden (vooral omdat het in menig opzicht een reprise is van het jouwe), maar misschien verlaat Achilles ditmaal tòch zijn tent. (Patroklos-Binnendijk komt er anders, vrees ik, wel erg gehavend van af.)* - In ieder geval zal mijn stuk dan niet vóór Maart in D.G.W. komen; want het Febr.-nr. heeft al het stuk tegen Pom. Het is griezelig, wat een schoonmaak ineens!

In mijn volgenden brief hoop ik de kiekjes te sluiten. Zal ik een Franschen brief schrijven aan ‘G’? Hart. gr. (oók aan je zusje) van je

E.

* - Ik denk dan ook dat hij het ditmaal ‘stom’ èn heelemaal niet ‘aardig’ zal vinden. Let eens op!

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie