186. E. du Perron aan M. ter Braak
Gistoux, Maandag
. [27 Juni 1932]

aant.

Beste Menno, Ja, dat gekakel (met recht!) in De N. Eeuw was wel héél erg; vooral de Man, maar ook de Smid met den aartsengelenvoornaam. Blij dat mijn toren-verhaaltje je beviel. Wil je (als je het nog hebt) erin schrappen: de oprichter v/d Mij van Letterk. en alleen de president erin laten staan? (Die oprichter is wschl. allang dood.) Las je de brochure van den smid, den echte, ditmaal? Prachtig, niet?

[p. 246]

De Dilettant zou in 2 dln. gesplitst kunnen, lijkt mij, tegelijk met Coster 4 en 5, dus in October en November. - Hierbij het stuk van Marsman dat het gekakel losmaakte en dat ik graag terug had. Wil jij niet een panopticum wijden aan dit geval? Jij kunt dat in dit geval beter dan ik. En dan meteen deze kwestie van het ‘nieuwe proza’, de ‘plans’, enz. belichten. En en passant den heer De Man misschien vertellen wat een pallurk hij is. In dat geval kan je dit stuk aanhouden en stuur ik je, als je wilt, ook nog het gekakel, waaruit eenige citaten niet ongewenscht zijn, dunkt me.

Kan je me D.G.W. zenden met dat artikel Vorm of Vent erin? Ik wil ook nog wel een stuk schrijven over proza en poëzie na Forum; n.l. over deze door Marsman aangeroerde kwestie, over de ‘borrelpoëzie’ en de andere, over ‘vorm en vent’ (in antwoord dan op Bloem) en zomeer. Maar op zijn kortst wordt dat 7 of 8 blzn. En wanneer kàn dat dan? Daarom is het in de gegeven omstandigheden veel meer iets voor jou.

Putman maakt me tureluursch. Wat ziè je in die rotzooi? Enfin, ik wil het nog even probeeren.

Geef De Dilettant maar aan Bouws. Kleist stuur ik je nog wel. Later meer; hart. groeten nu, ook van Bep, je

E.

Over Parijs later. De vraag is wanneer wij er komen!

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie