294. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 5 Jan. '33

aant.

Beste Eddy Zooeven kwam Bep's brief met het bericht van het overlijden van je moeder. Ik zal er nu, een uur na het be-

[p. 410]

richt, niet uitvoerig over kunnen schrijven; wat heeft dat trouwens voor zin, tusschen vrienden? Je weet, dat ik je gevoelens tegenover je moeder ken en dat ik begrijp, wat dit verlies voor je beteekent. Maar als je in Holland bent, bel je me natuurlijk op en we praten erover. [...]

Onder al dit weerzinwekkend gedoe is mijn stuk over Nietzsche tot een formeele bede om vriendschap geworden. Hoe meer pseudo-vrienden ik afsnijd, hoe meer behoefte ik voel aan het ‘blijf tot uw laatsten grom mijn vriend’!

Laat ik het hierbij vandaag laten. Je begrijpt, dat ik allerlei dingen met je zou willen bespreken; maar ik wacht tot ik je zie. Houd je goed in deze roerigheid om de practische gevolgen! En bel dadelijk op, als je hier bent. Eventueel kun je ook bij Ant (tel. 557038) te weten komen, waar ik precies zit.

Veel hart. gr. voor jullie beiden van jullie vriend

Menno

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie