Menno ter Braak
aan
H.A. Gomperts

Den Haag, 26 april 1938

Den Haag, 26 April '38

 

Beste Gomperts.

Hartelijk dank voor je prettigen brief (je hebt werkelijk een uitgesproken talent voor het briefschrijven!). Dat ik je vertaling nog steeds niet gelezen heb, is te wijten aan mijn ongesteldheid, die op naam ging van overwerktheid, omdat dat geen reëel begrip is en dus voor alles kan opdraaien. Maar in ieder geval was het een zeer onaangenaam intermezzo; mijn zenuwen hadden Oostenrijk blijkbaar slecht verteerd en het plotseling erop gezet mij physisch met koud zweet en psychisch met Hampton Court-leegte en nachtmerries te vervolgen. Gelukkig heeft mijn vitaliteit nu weer de overhand; het is absoluut niet aan te bevelen.

Het speet mij dubbel, dat ik niet kon komen, omdat de critiek in de N.R.C. mij direct argwaan inboezemde; die man, die zoo klaagde over de brutaliteit van de bewerking, leek mij suspect, plus que suspect, want na Vondel is Shakespeare (met misschien Homerus en Dante) hier wel het meest door cultus verslonden. Ik las dus je vertaling nog niet, maar zal het zeker doen en je mijn opinie overbrieven; hierbij vast een proefje uit ‘Mephistophelisch’(waarvan ik je binnenkort een exemplaar hoop te kunnen zenden), waarin over Shakespeare een en ander staat, dat je misschien zal behagen. ‘Diese erstaunliche sächsisch-spanisch-maurische Geschmachssynthesis’, ‘wobei es nach Pöbel riecht’, ‘die kein Grieche ausgehalten hätte’: zoo ongeveer schreef Nietzsche ergens (ik meen in ‘Jenseits von Gut und Böse’) over dit genie, dat, geloof ik, inderdaad een echt genie is, maar precies om andere redenen dan de genie geloovers denken. De kitsch is een van de essentieele elementen van dit werk; stukken als dat Winteravondsprookje zijn voor mijn gevoel voor minstens 7/8 kitsch. Maar waarom zou men een genie-in-kitsch-gehuld niet juist extra dankbaar accepteeren? Helaas, het gaat niet in Nederland; Shakespeare is net zoo verheven als Vondel; en toch behoef je voor hem veel minder excuses aan te voeren dan voor Vondel!

Wat je in je brief over Shakespeare schrijft, is mij uit het hart gegrepen. Of je vertaling geslaagd is, is natuurlijk een andere zaak, maar ik zal je sans pitié mijn oordeel zeggen. Daarover dus nader.

Het is absoluut onvoorstelbaar, wat de autoriteiten van den genieëncultus hier te lande zouden zeggen, wanneer men hun b.v. den Midzomernachtdroom zou kunnen voorzetten als een onbekend werk van een onbekend (liefst jong) schrijver. Om het eens heel ‘studentikoos’ èn ‘kroeg- en biertaal’ te zeggen: ik geloof dat Shakespeaere een niet onbelangrijk deel van zijn genie besteed heeft aan het verneuken van zijn gehoor, de heeren van ‘measure, time and place’. De menschen van de tegenwoordige persvrijheid kunnen zich niet voorstellen, hoe men in die dagen zijn wijsheid moest openbaren... n.l. door haar in Teekens te verbergen.

Tot nader dus. Hart.gr.

je

Menno ter Braak

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie