Menno ter Braak
aan
H.A. Gomperts

Den Haag, 23 december 1938

Den Haag, 23. XII. '38

 

Beste Gomperts,

Hartelijk dank voor het Greshoff-boekje, waarvan ik de opdracht om velerlei redenen bijzonder op prijs stel; in de eerste plaats echter om de vriendschappelijke intentie, het is alles bij elkaar een aardig document geworden, en voor mij een bewijs, dat er in deze ‘jongere generatie’ toch zooiets is als intellectueele integriteit. Jouw stuk is verreweg het beste, het zij zonder eenig compliment gezegd; het steekt boven de rest uit, het is überhaupt een van de beste stukken, die over Greshoff geschreven zijn. Hier en daar is de redeneering misschien iets te ‘compact’, waardoor bij een eerste lezing de indruk van spitsvondigheid ontstaan kan, maar de tweede lezing neemt dien indruk vrijwel geheel weg. Men wordt hier in Holland zoo gewoon om tweederangs beschouwingen te lezen, dat die van den eerste rang altijd weer verrassen.

Ik zelf verkeer momenteel in een periode van creatieve onmacht; alleen de krant dwingt mij tot schrijven, en daardoor merkt Jan Gat het niet; maar ik heb dit jaar niets geschreven, dat ik wilde schrijven. Om te kunnen schrijven heeft men heusch een zekere genegenheid voor de menschen noodig, omdat men anders hun taal niet gaat gebruiken voor dergelijke doeleinden; en die genegenheid ontbreekt mij sedert het voorjaar, sedert Oostenrijk en de rest. In de medicijnen heet dat allemaal depressie. Ik verkeer dus in een depressieve phase. Een van de dingen, die me bepaald zou verheugen, zou zijn de wetenschap, dat jij wel die genegenheid zoudt kunnen vinden, al was het maar voor een paar jaar van je leven.

Wees hartelijk gegroet, ook van Ant

je Menno ter Braak

 

Frissche wijnachten en happig nieuwjaar, zelfs in dezen tijd, waarin de palurken ook P.C. binnendringen.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie