D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak [Eibergen]

Zutphen, 10 september 1926

Zutfen: 10-IX-XXVI

Beste Menno -

Als laatste levensteeken voor mijn lijfelijke aanwezigheid, nog wel mijn hartelijke dank voor de toezending van het fijne Couperus-opstel. Ik zal er verder zorg voor dragen. Hóe - dat weet ik zelf nog niet. Van Henrik, dringend om inlichtingen gesommeerd, ontving ik taal noch teeken. Intusschen stapelt zich hier een massa copy op, en krijg ik geen inzage van wat in Amsterdam ligt.

Met den ‘heer’ de Jong wordt het toch wel wat bar! Heeft hij dan ook heelemaal geen onderscheidingsvermogen? Of alleen maar stupide demagogenhaat? Ik brand van benieuwdheid of hij voor ‘Erts’ instuurde?

Verleden week Ztd. en Zondag was ik in Utr. Feest bij Vos. Gelogeerd bij Engelman. Een lollige bende! Bijna Dr. van Ravesteyn op zijn kop gekotst. Maar over dit en over de aangelegenheden der ziel, mondeling meer. Gisteren trof mij, geheel onverwacht, een pijnlijk avontuur, waarbij mijn aanleg voor zieleherder en psychiater aan den dag is getreden zonder dat ik 't zelf besefte: de paradox was afgrijslijk, want ik zit zelf, momenteel acuut, in een uitzichtlooze impasse. Maar ik schijn een ziel gered te hebben tot geluk. Wanneer zal ik mezelf eindelijk eens tot geluk weten te leiden?

Je ziet me Maandag verschijnen: 11.23. Haal je me af?

Hart. gr. ook aan je familie.

Poot

je Dick

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie