D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak [Berlijn]

Amsterdam, 4 februari 1927

A'dam, 4 Febr. -

Beste Menno.

Mijn hartelijke dank voor je omstandige brief, en het zéér naar genoegen zijnde Gasje van Kaiser. Of god het wil geven, dat ik in dit mijn toch kortstondig leven nog eens tot lezen zal komen, begin ik langzamerhand te betwijfelen. Want het is de laatste week bar, zooals de krant beslag op mij heeft gelegd. En nu heeft Jobs griep gekregen, zoodat ik dubbel werk heb en morgenmiddag zijn danskritiek op Maria Theresa zal dienen te schrijven. 's Avonds een familiefeest in Leiden, - ga je gang maar!

En jij schiet dus flink in de richting van het doctoraal. Schrijf me vooral vaak over alles; en word niet ongeduldig als je niet direct antwoord ontvangt. Het spijt me genoeg, dat ik niet meer kan schrijven.

Komt er nu morgen een ‘brief’ in de Groene? Ook al over Gert in L'Histoire du Soldat geschreven? Het schijnt - ik zag in 'n duitsch blad een teekening - bar geweest te zijn. Stuur je gauw iets voor de Bladen? De verhalen over dien Duitsch-Nationaal hebben mij bizonder geamuseerd. Wat een volk toch!

Hoe gaat het met Jo. Bevatte het pakje goed nieuws? Het geval-Ella baart me nu al kopzorgen en hartsonrust. Want de, in verteedering en gerechtvaardigd meegevoel als het ware spelenderwijze begonnen, amourette, neemt bij haar (tenslotte is ze toch een... vrouw sans frase) ernstige afmetingen aan en intensifieert zich gevaarlijk, - terwijl ik me volkomen onverschillig weet, wel telkens ‘verleid’ word, maar na afloop bijna geheel gedesinteresseerd ben. En bovendien: ik zie Emmy geregeld; dus de magnetische kracht die ik wil ontvluchten blijft zich voortdurend doen gelden. Bovendien bedrijf ik de liefde met ‘het rijke nichtje van oom Johan’, een werkelijk heel lief meisje waardoor ik eigenlijk meer geboeid ben dan door Ella. Becijfer nu maar de toekomst: de tragedies; en de afloop: de eenzaamheid waartoe we geschapen schijnen.

Ik stop. Ik ben moe en somber. Nog steeds niet bij Stoett geweest ook. Die vent is - geloof ik - mijn fatum; hij heeft althans een minder vroolijke invloed op mijn huidige levenstand. Ging je De Dictator van Bassermann zien? Top Naeff is er geweest. Verbeek hier is schandelijk slecht. Ik was er Zaterdag.

Kerel, houd je goed en schrijf, schrijf!

Stevige poot van

je Dirk

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie