Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 12 juli 1933

R'dam, 12 Juli '33

Beste Eddy

Zooeven heb ik vacantie gekregen en consequentelijk voel ik me dus onwennig, maar niet onprettig. Ik heb je laatste brief bepaald met dankbaarheid gelezen; er stonden voor mij een paar voortreffelijke opmerkingen in. Je verhouding tot den Politicus had ik mij eenigszins zoo voorgesteld, met name je reactie op het genie in den dorpsnotaris. Het verschil komt, denk ik, hierop neer: dit boek heb ik geschreven in een periode van windstilte, terwijl jij midden in aardsche beroerdheden zit. Mijn definitie van genie en humor is wat den toon (alweer den toon!) betreft, tijdelijk vreedzaam, maar meer nog afwachtend; ook een afrekening met oude genie-begrippen, en als zoodanig misschien den burger wat al te nabij. Iedere poging om het genie te trucqueeren, heb ik willen afsnijden: pas daarna is het weer mogelijk, den nadruk te leggen op het genie buiten den notaris. Ook de ‘honnête homme’ is afwachtend. Hij zal, hoop ik, niet Huxley-achtig gaan debatteeren. Bep's opmerking, dat het boek voor vijanden geschreven is, heeft mij getroffen. Het is ongetwijfeld juist, al is de veronderstelde vijand dan ook de toekomstige mogelijke vriend in éénen. Daaraan sluit zich trouwens jouw ook zeer ware opmerking, dat ‘men voor zijn vrienden nooit zoo zuiver schrijft als voor de vrienden die men niet kent’. Inderdaad, de in het boek bedoelde vrienden zijn nog te winnen; ik heb sterk het gevoel, dat onder ons boeken überhaupt niet noodig zijn, of tenminste alleen maar secundair. Dat ik het dus aan jullie opdraag, is dan ook minder een quaestie van de ‘vrienden’ in het boek, als wel van de gezamenlijke atmosfeer (in Spa, Bellevue etc.), waaruit het boek is voortgekomen.

Ik geloof alleen niet, dat het Carnaval tragischer was. Zeker niet! Het was nog meer ‘geacteerd’ en daardoor voor mijzelf veel minder tragisch, ook al was het einde dan niet ‘humoristisch’. (Overigens, ik hoop toch, dat uit mijn passages over den humor duidelijk genoeg is gebleken, hoezeer humor voor mij afwachten van tragiek beteekent?). - Nu wacht ik nog op Bep's indruk; daarna hoop ik Wim met het manuscript op te schepen.

Oja; ik las dezer dagen toevallig Vincent Haman, dat ik alleen van vroeger vluchtig kende. Het heeft me buitengewoon geboeid! De aestheet is er zoo scherp en toch ‘met wat hem toekomt’ in geteekend, dat ik me plotseling voor Paap ben gaan interesseeren en al zijn boeken vanmiddag op het leeskabinet ga halen. (Of is het soms zijn eenige superieure boek geweest?). Op Vincent Haman zou b.v. mijn humor-definitie zeer wel toepasbaar zijn; die humor sluit juist daar de haat tegen de aestheten absoluut niet uit! Want dat de heer Paap aan die diverse rotkerels van '80 geweldig het land moet hebben gehad, is duidelijk genoeg. Als Paap verder de moeite waard blijkt, ga ik een artikel over hem schrijven, dat me meteen gelegenheid kan geven om de heele legende van '80 nog eens à faire te nemen. Zou het niet aardig zijn, als (voor ons) Paap de eenige goede tachtiger was? -

Nu nog de zaak-Bouws. Ik wil er liefst maar niet te veel meer over schrijven. Gisteren heb ik hem vrij scherp uiteengezet, wat ik op zijn gedoe met Zijlstra tegen had; en het resultaat was, dat hij moest toegeven, dat zijn gecoquetteer met Zijlstra's ‘vriendschap’ volkomen misplaatst was geweest en zeker geen rol behoorde te spelen in de zaak Forum. Ik weet voor mezelf nu langzamerhand wel alles over Bouws, en daarom viel mij gisteren weer het meest zijn zieligheid op, zijn ijdelheid, waarvan hij zelf wel voelt, dat de basis potsierlijk is en die hij toch telkens weer moet ventileeren om tegenover ons iets te zijn. Jouw brief had hij natuurlijk weer als een misverstand opgevat en de vernachelerij erin had hij niet begrepen! Ik heb nu met hem afgesproken, dat we de zaak Forum tot September zullen laten rusten en haar dan in een redactievergadering zullen bespreken. Dat Bouws intusschen niet verder met Zijlstra tegen ons zal konkelen, lijkt me wel waarschijnlijk, na het gesprek van gisteren. Hij heeft n.l. wel in de gaten, dat ik zijn ijdelheid door heb, en daarmee zal de glans er wel af zijn. - Inmiddels was 's mans meening over den Politicus op onverklaarbare wijze ineens vrij gunstig geworden! Heb jij hem soms geschreven, dat het toch niet gek was? In ieder geval, gehoord moet hij het hebben, of hij moet om één of andere reden deze wijziging in zijn politiek noodig hebben.

Hoe staat het met La Cond. Hum.? Ik zou de vertaling niet laten afspringen op deze geschiedenis, want hoofdzaak lijkt me, dat je het boek vertaalt en dat het in Nederland behoorlijk ‘gesleten’ wordt.

Ik ben van Zaterdag tot Dinsdag in Zutfen (Rozenhoflaan 2), daarna van Woensdag tot Zaterdag 22 Juli weer hier; verder is mijn postadres tot Sept. Eibergen. D.w.z. daar weten ze altijd mijn adres. 2 Aug. trouwen we. Daarna willen we een weekje naar Sils-Maria en, als we geld overhouden, misschien even naar Genua; zoodat we tusschen 10 en 15 Aug. in Bellevue zouden kunnen zijn. Het hotel lijkt me best; tegen die tijd schrijf ik nog wel over reserveeren van kamers. hart. gr. voor jullie beiden en voor dr. de Roos, als hij er nog is je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie