Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 30 oktober 1933

R'dam, 30 Oct. 1933

Beste Eddy

Hoewel ik op het punt sta naar Eibergen te vertrekken, waar wij een deel van onze herfstvacantie gaan slijten, wil ik nog even op je brieven antwoorden; hartelijk dank daarvoor! Ik merk eruit, dat je al beter op streek bent en zelfs weer ‘aan den slag’. - Gisteren zond ik je (als curiositeit) De Nieuwe Pers met den naamsteler E. de R. erin; eigenlijk goddank, dat Bep het niet is, het is werkelijk al te prollig. Verder deed ik er een proef van je panopt. in, dat ik natuurlijk al gecorrigeerd heb; er zaten geen fouten in; je hoeft die dus niet terug te sturen. En dan het stuk van Vic in de N.R.C., vergeleken bij dat van Ritter al bijzonder goed, lijkt me, en zelfs zonder Ritter lang niet dom. Ik heb hem er over geschreven, om hem te betuigen, dat ik alles, wat van den ‘onsterfelijken Flaubert’ in Dumay zat, absoluut verfoeide en dat ik hoopte, den schijn van ‘verraad aan Stendhal’ bloedig te wreken op mezelf. Overigens meen ik, dat hij in den kern er naast is; al is de stijl hier en daar misleidend, Dumay is wel degelijk een roman met een probleem, het probleem van de ‘gewoonheid’. Misschien houdt het verband met elkaar, dat Vic dit probleem niet ziet en dat hij niet op Max Donner is ingegaan.

Over de onderhandelingen met Zijlstra van de V. Bl. - vertegenwoordigers heb ik geen nader nieuws. Krijgen ze de zaak voor elkaar, dan vind ik het ook best. Het leek me niet gewenscht, om terug te komen op het cahier-plan-Forum, eer deze onderhandelingen zijn afgeloopen; want dit zie ik ook wel in, dat de eenige mogelijkheid om een tijdschrift in deze rotte malaiseperiode te consolideeren bestaat in een concentratie van papier. Het zal wel een zeer tijdelijke samenwerking zijn, maar enfin! het is te probeeren. Ik had de zaak natuurlijk gemakkelijk kunnen laten stranden door me als redacteur terug te trekken, want dan zou Zijlstra hoogstwaarschijnlijk niet op dit plan zijn ingegaan; maar dit leek me onder de huidige omstandigheden lichtelijk unfair. Blijkt na een jaar of eerder, dat het conglomeraat toch op drijfzand is gebouwd, dan kan ik met meer reden wegloopen. Het ongeluk is, dat ik momenteel met mijn hersens alleen maar aandacht heb voor Napoleon en het calenderprobleem en niet zonder leedvermaak zie, hoe anderen zich uit de naad loopen (om met Maurice te spreken) voor een tijdschrift. In ieder geval houd ik Gr. Ned. achter de hand.

Met Vie de Napoléon heb ik me blijkbaar ook vergist! Ik heb een smerige editie van Calman-Lévy, die zeker niet compleet is. Vervelend! Want de fragmenten zijn uitstekend, afgezien van de veldslagen, die me niet interesseeren; ze zijn zoo goed, datik er meer uit gezien heb van Napoleon dan uit alle andere litteratuur bij elkaar. Het Mémorial heb ik nu bijna geheel gelezen (± 2000 pag.! en nergens vervelend, als Nap. aan het woord is!); de Las Casessen en Eckerlieden hebben toch een recht van bestaan. Een ‘calender’ zou onder het luisteren polemisch geworden zijn, deze beschaafde en begrijpende ‘slaven’ vleien zich rustig tegen den meester aan en noteeren maar... Suarès heb ik besteld.

Ducroo is door Henny naar Jany gezonden, (wat klinkt dat lief!) Ik heb nog hoop op Jany, en zelfs op Pom! Het oordeel van Henny is te gek, heusch. Ik ben ervan overtuigd, dat hij het eerste stuk alleen maar mooi vond, omdat er zoo in gedebatteerd werd - naar den vorm dus net als door de Blécourt en Rutgers, die immers ook zoo mooi debatteeren. Henny heeft alleen maar een reëele smaak voor poëzie in den zangerigsten, ‘bezwerendsten’ zin van het woord; de ‘poëzie van de idee’ kent hij alleen van hooren zeggen, en zoodra als het werkelijk intens goed wordt, is het hem al te subtiel. Ik vertrouw veel meer op het oordeel van Ant, die goed leest, maar zonder schrijvers préjugés, die een zeker wantrouwen tegen je werk heeft, omdat het haar vaak te ‘persoonlijk’ in meer particulieren zin is (ze is dan geneigd, alleen jou ondanks het werk te apprecieeren), en die deze mémoires prachtig vond; ze wist zeker, dat ze het ook zoo gevonden zou hebben, als ze je nooit ontmoet had. En met mij gaat het precies zoo t.o.v. Stendhal in Brulard. Ik ken hem nu, zooals ik Nietzsche uit zijn brieven ken, ik weet, dat wij onmiddellijk de juiste conversatie zouden vinden, na eenige excuses over onze boordjes resp. van 1830, 1880 en 1930. Het oordeel van Henny is idioot, even idioot als zijn Angèle, dat ik overigens wil herlezen. Wim heeft er hier gisteren fragmenten van voorgelezen, die alleen maar 100% belachelijk waren. Neemt men de fictie, dat er nog een soort dichterlijke vierde dimensie aan zoo'n boek zit, weg, dan blijft er niet veel over; en die dimensie is in dit geval een fictie, omdat de poëzie te krachtdadig wordt doodgeslagen door de banaliteit van psychologie en handeling. -

Je brief van Vrijdag 27 arriveerde hier Maandagmorgen (30 Oct.); die is dus vrij vlug gegaan. - Van ‘aan A.F.’ heb ik zelf spijt; op het moment van het afdrukken had ik het nogal dwaze idee, dat de lezer buiten mijn particuliere intimiteiten gehouden moest worden.

Nog mijn excuses over het voorschot! Je had het achter op een enveloppe geschreven, en die kreeg ik pas een paar dagen later weer in handen. Ik heb nu onmiddellijk aan Bouws gelast, om het geld p.p. door te zenden. Je zult het dus nu wel gauw krijgen. De proeven heb je nu zeker, want ze waren Vrijdag al verzonden. Alles is laat door de sinterklaasdrukte bij N. & v.D. - Ik zal Greshoff schrijven over de Liaisons.

De berichten over de ‘dood van Forum’ vond ik ook erg vervelend en overbodig en onjuist. Maar hiertegen protesteer ik maar liever niet. Waarom, in vredesnaam? Het publiek, dat op zulke berichtjes warm loopt, is toch het onze niet. Bovendien heeft Vic in de N.R.C. de nonsens uit Het Vad. gerectificeerd, door er nadrukkelijk bij te zetten, dat er niets vaststond.

Bedank Bep vooral voor haar persoonlijk onderschrift, dat ik altijd bijzonder waardeer. Het ‘calenderboekje’ kan ik haar bezwaarlijk ter inzage sturen, maar in de Kerstvacantie leg ik het graag voor haar ‘ter visie’.

Nu, wij moeten dadelijk weg. hart. gr. van ons beiden voor jullie beiden je

Menno

adres: tot Donderdag 2 Nov. - Eibergen

van Donderdag 2 Nov. tot Zondag 5 Nov. Zutfen, Rozenlaan 2.

Daarna weer hier.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie