E. du Perron
aan
Menno ter Braak

[29 mei 1935]

Woensdagmiddag.

Beste Menno,

Eindelijk dan het stuk gekregen, en met zeer afwisselende gevoelens 2 × gelezen; ook Bep. De eerste indruk was er een van verwondering: waarom heelemaal van deze hoek uit bekeken? Daarbij kwam natuurlijk het gevoel (zóó op winst belust en ignobel zijn we dus al geworden!) dat het geen handig stuk is voor eventueele koopers. Maar bij herlezing, en zelfs als nasmaak van de eerste lezing, zeiden we toch tegen elkaar dat het erg aardig was, al was het alleen maar omdat het apartje wordt voortgezet, omdat deze ‘kritiek’ eigenlijk een stukje is van jou voor ons (voor Bep haast nog meer dan voor mij) al is het dan in de tale-voor-buitenstaanders. Voeg daarbij dat we ons heel goed bewust zijn van het erg moeilijke om over een boek te schrijven dat je, tot in intieme hoeken van het erin beschrevene, zóó goed kent. (Het moet voor jou nog moeilijker zijn om over Ducroo te schrijven dan voor ons, indertijd, over La Condition Humaine.) En tenslotte, het is toch alleszins waar, alles wat je zegt, en wie er niet van houdt moet er dan maar niet van houden. (Ons betere ik dat opkomt!)

Nog iets grappigs voor de ‘harmonie’ tusschen ons: het stuk werd door jou met tandpijn geschreven, door mij met verwoede tongpijn - een puistje op de zijkant van de tong - ingenomen. Was het misschien om tot dit resultaat te komen dat het noodlot zoo lang gewacht heeft om het stuk hier te brengen? Hoe het zij, bij de 2e lezing waren zoowel Bep en ik over onze verwondering heen en geheel met deze manier van het boek presenteeren verzoend. Het verschil tusschen deze bespreking en die van De Smalle Mensch is overigens frappant: dat andere artikel is het artikel gebleven om aan oningewijden te geven - ik denk hier bv. aan mijn schoonzuster - terwijl dit wschl. het meest ‘intieme’ zal blijven. Alleen de tante van Bep, die een romantische vrouw is, met een zee van gevoel voor liefdesverhoudingen als die door jou met zooveel rust (en toch zooveel begrip) in de personages Arthur en Jane wordt aangetoond, zal zoo spoedig mogelijk een ex. ontvangen!

Afgescheiden hiervan heb je verschillende dingen zeer goed uiteengezet, met iets te veel nadruk misschien toch op het buitenissige van den vorm, terwijl je evengoed of beter met autoriteit had kunnen wijzen op de algemeene buitenissigheid in ‘roman’-vormen, sinds jaar en dag.

Je vroeg me je te schrijven wat dit stuk mij waard is. Ik denk: meer dan ik nu zeggen kan. Als de heele pers over Ducroo is uitgepraat, zal dit stuk wschl. het stuk zijn dat zich met het meeste plezier laat herlezen. M.a.w. als het niet het stuk is om rond te zenden, is het des te meer het stuk om in ons eigen ex. van het boek te leggen (en alweer: in Bep's ex. meer dan in het mijne). Alexejeff was zooeven hier, zoodat ik hem door de reproductie in de krant met het anonymaat op de omslag heb kunnen verzoenen.

Schrijf je spoedig een mooi stuk over de Negerin van Debrot? Ik zie het boekje met vreugde op mijn tafel liggen. Laat me gauw eens wat hooren over de dingen waar ik je naar vroeg in mijn brief van gisteren. Wil je - d.w.z. lijkt het je beter - dat ik een ‘rectificatie’ over dat interview van Slau stuur naar de Nederl. Bibliografie? Ik wil dat graag doen. Maar sloot ik die 2 blzn. met dat interview misschien in mijn brief van gisteren? ik kan ze nergens meer vinden!

Als je op die vragen en antwoorden ingaat (het is gratis copie voor De Lang!) vergeet dan ook niet mij naar ‘Indië’ te vragen. Wat ik van de romans van Mevr. Székely denk, wenscht de Vaderland-lezer vanzelfsprekend te weten, maar het is ‘interessant’ mij ook andere ideeën te laten ontwikkelen. Maar het goede moment lijkt me, als er al wat verdere kritiek over Ducroo is verschenen, dus toch over een maand bijv. (Te lang wachten is ook verkeerd voor den lezer!) [andere vragen: over den ‘roman’? - over den ‘ik’-roman? Maar graag ook preciesere vragen!]

Ik stel je dit voor in de veronderstelling dat je het zelf - ‘redactioneel’ dus! - een grappig idee vindt (wat het m.i. is). Voel je er in principe niets voor, beschouw het heele voorstel dan als een mop, - of juister nog, als een ongeboren mop, d.w.z. een publieke mop die in particuliere briefwisseling ‘afgevoerd’ moest worden.

Ik zou het erg op prijs stellen als je me àl je Zondagstukken zond; ik wil dáárvoor graag het porto betalen. Ik bedenk nu dat je nog over De dood betrapt gaat schrijven, over Debrot, enz. enz. Je stuk over Het leven op aarde was werkelijk precies wat erover gezegd moest worden, dat over Donker was eig. ook voortreffelijk, bijna als ‘objectieve’ kritiek; maar ook als je besprekingen eens minder goed uitvallen, blijven ze toch de eenige consequente en betrouwbare uit de heele Nederl. pers, zoodat ik ze al zou willen lezen als ik je heelemaal niet kende!

Sur ce, tot de volgende keer, wschl. dan met een pampier voor het Congres. Malraux zal je met vreugde terugzien en we zullen wel bij hem eten, als hij niet zelf door het gedoe van het Congres wordt opgegeten.

Hartelijk, en met dank, je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie