Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 21 april 1938

Zutfen, 16 April '38

Beste Eddy

Hartelijk dank voor de post van 31 Maart en 4 April. Ik ben weer zoo half en half aan het werk, voel me ook werkelijk veel beter, al golft mijn stemming nog wonderlijk op en neer; het blijft nu weer ongeveer binnen normale grenzen. Een prettige episode was die geschiedenis niet; een soort sterk geprolongeerde Hampton Court-sensatie, met Hampton Court = Oostenrijk = aanleiding. Het is mij nu definitief gebleken, dat ik een zenuwstelsel heb, dat zich aan mijn intellectueele beheersching kan onttrekken en zich door zweeten, angsten etc. kenbaar kan maken als iets rebelsch-zelfstandigs. Volgens Wim en mijn dokter heb ik gelaboreerd aan z.g. depersonalisatieverschijnselen; d.w.z. door het zenuwstelsel beïnvloede gevoelens van volkomen leegheid, zinneloosheid en ‘solipsisme’, die gepaard gaan met angst en apathie. Hoe het ook heet, het is zeer onaangenaam en zeer oncontroleerbaar door het bewustzijn; het komt plotseling op om na verloop van tijd weer even plotseling te verdwijnen; je weet dan niet meer, waarom die gevoelens je zoo kwelden. Ik vermoed, dat Luther in dergelijke episoden (die bij hem chronisch voorkwamen, tot zijn temperament behoorden) den duivel zag aankomen, ‘spiritus tristitiae qui nobis invidet gaudium’. De goede Hein heeft zich inmiddels uitgesloofd om me drie weken in het Zondagsblad te vervangen; hij is erg hartelijk en hulpvaardig bij zulke gelegenheden.

Inmiddels heeft Querido mij zoowel je Multatuli-boekje als De Onzekeren toegezonden, zonder verdere commentaar. Moet ik daaruit dus opmaken, dat hij geen van beide uitgeven wil? Met Multatuli ben je nu al geslaagd bij Nix, maar voor Schandaal in Holland kan ik hier zeker moeite voor je doen, b.v. bij Leopold, een zeer geschikte man, eigenlijk wel de geschikste uitgever, dien ik tot dusverre tegenkwam. Als ik niet eenmaal 7 boeken bij Zijlstra had, zou ik stellig naar hem toe gaan. Schrijf mij even, of ik met hem de uitgave zal bespreken; ik voel me nu weer fit genoeg om me voor dergelijke dingen te interesseeren. Ik las ook, gedeeltelijk zeer geboeid, gedeeltelijk ook wel even verstrooid, de Multatuli-opstellen. Ik begrijp volkomen, ook door den stijl van het boek, welke waarde je hier verdedigt, maar ik twijfel aan het effect, omdat degenen, die het formaat van M. niet zien het ook door deze argumenten niet zullen zien, terwijl de anderen, die het wèl zien, althans een deel van deze argumenten niet noodig hebben om te zien! Zoo is b.v. de heele quaestie van den ‘brievenavond’ te specialistisch geworden, volgens mijn smaak, om nog ‘door te dringen’; ik heb het gevoel, of ik in een draaimolen zit en van de feiten niets meer zie dan slierten en strepen. Maar andere hoofdstukken zijn heel goed, zoo b.v. dat over Van Lennep en Huet, met bepaald geïnspireerde passages.

Den Haag, 21 April

Door mijn weer-aan-het-werk-gaan heb ik dezen brief laten liggen, want er was van alles te doen. Ik voel me gelukkig stukken beter; zulke ‘inzinkingen’ schijnen langduriger te kunnen zijn, maar ik vind het al mooi geweest, en hoop voor een ev. vervolg gespaard te blijven.

Nog even verder over Multatuli. ‘Altijd weer de domheid te moeten honen is al een avontuur dat zelden lichtvoetig eindigt, maar tegelijk de domheid honen en erdoor begrepen willen worden is het fatum van schrijvers van dit karakter,’ schrijf je op pag. 12. Mij dunkt, je kunt het in dit geval ook op jezelf toepassen; waarmee ik overigens geen pleidooi voor een zekere onnoozele lichtvoetigheid wil leveren, maar alleen het paradoxale feit constateeren, dat jij in dezen precies hetzelfde avontuur hebt als M. Wat mij persoonlijk in dit geschrift niet ligt, is deze combinatie van hoonen en begrepen willen worden, die (alweer naar mijn smaak) te lang wordt volgehouden. Maar het is best mogelijk, dat de toestanden in Indië dit veel aannemelijker maken dan het mij hier voorkomt te zijn.

Ik zou er best over willen denken in Indië professor te zijn, maar... maak je geen illusie, dat daarop ook maar 1% kans bestaat! Je moet niet vergeten, dat ik in het oog van de geleerde wereld niet veel anders ben dan de ‘gedroste historicus’, zooals voor Coster vermoedelijk de ‘gedroste ethicus’. Mocht je Brugmans overigens ergens spreken, entameer het onderwerp dan eens. Zijn antwoord kan in ieder geval nog wel eenig belang hebben, en per slot van rekening heb ik bij zijn papa cum laude gekregen. Wat de veiligheid betreft: ik geloof, dat ik daarnaar, behalve in crisistoestand, nooit bewust zal streven; en trouwens, deze wereld is zoo ontzettend ‘dynamisch’, dat de grootste onveiligheid vandaag in Europa en morgen in Azië bestaat. Een andere zaak is, dat de heele sfeer van chantage en gebulk mij hier benauwt; voortdurend in spanningen te leven, die je inwendig geen bliksem zouden moeten aangaan, is zeer uitputtend. Ik vrees alleen, dat mijn constitutie voor de koloniale sfeer en temperatuur slecht zou deugen; maar wie weet? Als ik lees over al dat zweeten, word ik door sympathie van mijn zenuwstelsel al nat...

Gelukkig is mijn strijdlust ook weer teruggekomen, al heb ik veel meer dan voor dien aanval het gevoel in de lucht te schermen, een onzinnig spel door te spelen.

Ik zal dien Stapel eens te pakken zien te krijgen, via Batten. Maar ik ben sceptisch over de kansen hier. De werkloosheid neemt haast niet meer af, iedereen warmt zich op voor defensie en zulke aardigheden, maar verder is het de dood in de pot. De regeering doet niets, laat de N.S.B. kankeren en de S.D.A.P. met plannen werken; Colijn is ook te oud om überhaupt iets te doen dan vaderlijk zijn. Maar met Stapel zal ik toch praten.

Je verhalen over Povell, de Harmonie en Bep Vuyk heb ik met groot pleizier verslonden. Ik heb voor Zondag over de Verzamelde Werken van Henny geschreven. Alles bij elkaar is het toch iets, dat mij overtuigt, ondanks de hinnekende geluiden uit den eersten tijd; maar (al begrijp ik je reactie in Indië wel) Angèle blijft voor mij, met het meeste proza, onverteerbaar. Dat is nu de élitestijl, die mij perse niet behaagt, vooral, omdat intellectueele manieren er zoo dik bovenop liggen. Maar tegenover A.M. de Jong of Kettmann wil ik er altijd nog met pleizier een stevige lans voor breken; niet tegenover jou!

Ik zend je Schandaal in Holland dezer dagen aangeteekend terug. Of neen: ik wacht ermee, tot ik antwoord van je heb over ev. Leopold-polserij (zie boven).

En nu, tot nader. Als ik veel vergeten heb, moet je het me maar niet kwalijk nemen, ik zit vol rotwerkjes.

Hart. gr. onder ons vieren en een hand van je

Menno

Misschien interesseert het Bep en jou nog te hooren, dat mijn broeder Wim gaat huwen [het is heel gek dezen man subjectief te zien t.o. een vrouw! en hij is zeer verliefd!] met Ants zuster Mien. Hij wordt dus mijn zwager. Deze (half)zuster is 22 jaar oud.

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie