Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 22 mei 1937

Den Haag, 22 Mei 37

 

Beste Jan

Gisteren de proeven van Gr.Ned. in dank ontvangen, vanmorgen je brief. Dit Juni-no. lijkt me zelfs weer beter dan het Mei-no., hoewel dat ook allerminst te versmaden was. Je houdt er een geweldigen koers in! Ik zal van deze aflevering in de krant wat meer werk kunnen maken, omdat de materie zich beter voor citeeren leent. Inmiddels heb je mijn referaat van het Mei-no. wel gelezen. - De poëzie van Henny blijft merkwaardig. En Saks kan ik op een misvatting betrappen; met dat al vind ik deze laatste studie de beste, en in het soort is deze critiek m.i. volkomen fair. - Het stuk van Eddy over Multatuli heb ik gisteren gecorrigeerd teruggezonden. Het is bijzonder goed, en door het begin met oom Crone uitstekend van toon geworden.

De gepaste vreugde over het succesje van mijn Multatuli-essay wordt sterk getemperd door de ontvangen afrekening van Nijgh & van Ditmar, over 1936, waaruit blijkt, dat mijn publiek sedert 1935 weer crescendo in elkaar geschrompeld is. Verkocht werden in dit jaar: 11 Carnaval, 10 Démasqué, 1 Dumay, 2 Hampton Court, 2 Politicus. Emolument: f. 6.15, ‘welk bedrag wij op uw postrekening doen overschrijven’. Het bedrag laat me overigens koud, maar dat ik voor een boek als Politicus z. Partij in één jaar 2 heele lezers vind, heeft me toch nog wel even een koude douche gegeven. Dit boek, waarin ik zoo ongeveer gezegd heb wat ik voor vijf jaar te zeggen had, is dood als een pier; zelfs de illusie van een ‘kleinen kern’, die zich voor mijn problemen interesseert (buiten mijn intieme vrienden om), kan ik laten varen. Ik zie het Multatuli-succes in dit licht ook meer als een attentie aan Multatuli; of een attentie voor den krantenman Ter Braak, den intellectueelen paljas van Het Vaderland, den heer Ter Afbraak, volgens de qualificatie des boekhandels. Ik ben benieuwd, wanneer Nijgh & van Ditmar de zaak als hopeloos gaan zien, en mij op de bekende wijze meedeelen, dat het hun tot hun leedwezen niet meer mogelijk is enz. Inmiddels zijn de ‘Christenen’ al een maand te laat, en er schijnt nog geen schot in te komen, aangezien er zooveel rendabel drukwerk is. Deze sof zullen ze echter nog moeten incasseeren, want ‘es ist bezahlt und soll herunter’. De volgende?

Wij verheugen ons zeer over je a.s. komst. Is Aty ook van de partij? Ik hoop a.s. Zondag (dus 30 Mei) over je Wieken te schrijven in combinatie met de ‘valsche levenswijsheid’ van de ‘Aphorismen’, die dr. Wijnaendts Francken onlangs bij de W.B. van zich gaf.

Stuk over Elsschot overweeg ik, maar ik moet even bekomen van die 2 lezers. In ieder geval wordt er in mijn geest aan gewerkt. En dan wil ik een stuk schrijven over Sorel's ‘Réflexions sur la Violence’, dat ik de Pinksterdagen met groote geboeidheid las. Kun je dat ook gebruiken? In principe natuurlijk.

Verder nog iets. Merz heeft geheel onbekende brieven van Multatuli ontdekt (wat die Duitschers al niet ontdekken!), een 20-tal. Ik ga ze Maandag in loco bestudeeren. Volgens Merz zijn ze zeer belangrijk, ook voor de Edu-zaak, maar niet daarvoor alleen. Ik zal nu trachten ze van de familie los te krijgen voor publicatie. Lukt dat, dan schrijf ik er eerst een artikel over in de krant (voornamelijk over de Edu-kant, met enkele citaten), maar de publicatie bewerk ik natuurlijk oneindig veel liever voor een tijdschrift. Daarvoor komt 1o een cahier van de V.Bl. in aanmerking, maar ook Gr.Ned. Ik besprak de zaak terloops met Leopold, die er, geloof ik, wel ooren naar had, maar ik heb niets toegezegd, omdat ik 1o eerst moet zien, wat het is, en 2o eerst ook jou wil polsen. Schrijf me eens, geheel vrijblijvend wederzijds, of je in Aug. b.v. plaats zou kunnen maken. En spreek hierover tot nader order met niemand!

Tot nader.

Heel veel hartelijks voor Aty en van Ant,

een hand van je

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie