Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 24 juli 1937

Den Haag, Zaterdag

 

B.J.

Het spijt me, dat ik eenige wolken aan je mediterranen hemel moet signaleeren, maar het lijkt me toch het best, dat ik je even schrijf, zoodat je eenige maatregelen kunt nemen. Van der Veen schijnt n.l. niets te doen, voor Vad. en N.R.C. te weten. Ik zond je eenige dagen geleden het knipsel uit het Hbl. betreffende Van Ostayen, waarover wij niets hebben gehad; maar nu is er een veel belangrijker iets geweest, n.l. een Ned. tentoonstelling te Antwerpen, waar o.a. De Monchy heeft gesproken, en waarover wij van v.d. Veen geen letter hebben ontvangen! De andere bladen hebben er lappen over. Gevolg, dat de N.R.C. zich nu bij De Lang beklaagd schijnt te hebben. Het is inderdaad heel gek, dat wij niets van V.d. Veen merken; als het zoo doorgaat, loopt het spaak. Kun je niet snel iets doen om dien toestand te redderen? Ik zou het erg vervelend vinden, wanneer er gedonder kwam, waarbij zou moeten blijken, dat v.d. V. in gebreke blijft. Het beste lijkt me, dat je ook Schilt even schrijft, want die heeft, geloof ik, een ‘kopstoot’ van De Lang voor je geïncasseerd.

Ik heb Eddy nu ook geschreven. Zoo verzoenend mogelijk, probeerend het ‘incident’ te sluiten. Maar ik begrijp zijn reacties nauwelijks meer. Op zichzelf een verheugend teeken, dat hij de briefkaart schrijft, die je me opzond; maar hoe dat nu toch te combineeren met die kreten van ‘verraad’, een paar weken geleden? Het wil er bij mij niet in, maar in ieder geval is het goed, dat hij nu zóó schrijft. - Er ligt hier nog een Balineesche doek van jullie, dat ik je opzend, zoodra je weer in Brussel bent.

Wij reizen morgen af naar Buochs. Schrijf spoedig daarheen, en stél me vooral gerust over die V.d. Veen-quaestie, waarover ik me bezorgd maak.

veel hartelijks, ook voor Aty

en van Ant,

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie