Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 20 december 1938

20 Dec. '38

 

Beste Jan

Dank voor je briefje, dat ons vanmorgen in desolaten toestand bereikte. Wat ik je voor de grap in mijn brief van Zondag <die blijkbaar de jouwe kruiste> over Coclico schreef, is n.l. gebleken het voorspel te zijn geweest van zijn dood. Hij heeft Zondagavond symptomen van de kattenziekte vertoond en is vannacht om 3 uur eindelijk gestorven, nadat wij hem langzaam hadden zien crepeeren. Beroerd, om nooit meer een dier te nemen. Ant is er totaal kapot van. Dit is geen abstracte Haegsche dierenliefde, maar eenvoudig het gevoel voor een huisgenoot.

Ik gaf je kroniek Fr. letteren door. Die plagiaatquaestie is evident. De wijze van ‘bewerking’ is bovendien erg vermakelijk. Heb je idee er iets aan te doen? Ik ben bij dit soort snert-litteratuur, waarvan de aanmaker leven moet, altijd erg op conciliantie gesteld. Ik zou je voorstellen hem in een particulieren brief een duchtige schrobbeering toe te dienen en hem te waarschuwen voor volgende gelegenheden.

Voor vandaag tot zoover. Ik ben nog suf en akelig van den nacht, met dat omvallende en hijgende dier. Tot beter.

veel hartelijks van

je Menno

 

Antwoord nog even op de vragen inzake Gr. Ned. in mijn Zondagsbrief!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie