Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 8 juli 1939

Den Haag, 8 Juli '39

 

Beste Jan,

Vanmiddag kwamen jullie brieven uit Durban; hartelijk dank, ook voor die uit Beira! Ik zat zoo boordevol met die vertaling, dat ik werkelijk geen tijd had om je naar Kaapstad te schrijven; wij stuurden toen maar een welkomtelegram, dat, hoop ik, op zijn plaats is aangekomen.

Wij maken al plannen om volgend jaar Augustus voor een half jaar naar Afrika te vertrekken, als jullie daar zitten. Dat zou ongelooflijk heerlijk zijn; ik zou er graag een half jaar salaris voor laten schieten. Het heeft echter niet al te veel zin om zoo lang vooruit te turen, zoolang er nog aardigheidjes als Dantzig bestaan, met ‘toeristen’ en zoo. Overigens worden nu de Halifaxen oorlogzuchtig, zoodat er nog van allerlei fraais op komst kan zijn. Maar laten wij blijven hopen op dit heerlijke rendez vous.

Eddy schreef mij, dat hij 12 Sept. weer in Nederland hoopt terug te zijn. Hij reist (symbolischerwijze?) met de ‘Stenton’. Ik zal me bijzonder verheugen hem en Bep terug te zien, maar ik wil je wel zeggen, dat zij ons sommige, zeer vele dingen van jullie vriendschap niet zullen kunnen vergoeden. De sfeer, het verzwegene, vanzelfsprekende, La Verne - dat heeft Eddy niet, al heeft hij weer andere eigenschappen, die ik hoogelijk waardeer; en den sfeer is het toch, waarin men het meest de vriendschap als een fluïdum voelt.

Dat briefje van Vic lijkt mij volmaakt geschift. Ik herlas het stukje nog eens, maar het is van a tot z behoorlijke, scherpe, maar eerder geflatteerde critiek! Z.Ed. begint zich blijkbaar zoo hoog te voelen, nu hij zelfs in de Groene niet meer schrijft (dat doet nu Helman), dat hij geen aanmerkingen meer kan verdragen. Ant las het stukje ook en begrijpt er ook niets van. Met zulke heeren is geen omgang meer te hebben. Het mooiste is, dat deze groep ook nog geprobeerd heeft om Clara Eggink den v.d. Hoogtprijs te verschaffen i.p.v. Hoornik! Jacques, Engelman en Van Vriesland stemden in de Commissie voor haar, en toen moest er n.b. geloot worden, waarbij Hoornik uit de bus kwam. Ook al weer een nare en onverkwikkelijke historie, waarbij Z.M. Oude Jenever op den achtergrond van het dichterschap verrijst.

Het zal jullie stellig meer interesseeren, dat Van Crevel ons twee nieuwe angora's heeft geleverd, die nu al twee weken hier zijn. Zij heeten Adriaan en Jaffa, en zijn reeds voor jullie gefotografeerd (nog niet ontwikkeld, maar dat komt wel). Als het lukt ze vrij te houden van de kattenziekte, zullen ze verheugende huisgenoten zijn, want het zijn zeer lieve wezentjes, waarvan één hutspotkleurig, één zwart met grijs.

Ik heb natuurlijk direct je briefje aan Schilt overhandigd; hij zal je zelf nog wel antwoorden. Maar inmiddels had hij al een overeenkomst met Gino getroffen, en aangezien die niet direct te annuleeren is, zal die Fransche rubriek helaas verloren zijn, althans voorloopig. Ik vind dit een van de vervelendste naweeën van die crisis, maar het is een samenloop van omstandigheden, waar ik op dit oogenblik ook niets aan kan veranderen. Je solidariteitsbetuiging krijgt er echter des te meer waarde door voor mijn gevoel. Overigens heb ik tot dusverre nog geen kik vernomen van de heeren De Lang en Swart; Nijgh kikt überhaupt nog niet, en dus zeker niet tegen mij. Soms lijkt het me (om een romanbanaliteit te vernieuwen), of ik het heele geval gedroomd heb, zoo weinig spooren heeft het (tot dusverre) achtergelaten. De goede Hein en ik zitten weer tegenover elkaar, iederen dag, alsog er geen Nijgh en geen commissarissen geweest waren. Krekel is nu weg, en geeft zijn buitenlandsch overzicht als ‘vliegend blaadje’ uit onder patronaat van hooge heeren. Alleen vliegt het blaadje nog niet, naar ik hoor. - Een ander nawee is die vertaling van Rauschning, die mij tot September zal beletten om vacantie te nemen en voor mijn plezier een boek te lezen. Het vertalen van een dik boek is een obsessie. Het eerste deel is af en gaat overmorgen naar Leopold om vast gezet te worden. Bovendien is dat Duitsch toch maar half een cultuurtaal, tenzij het door menschen als Kafka of Nietzsche wordt geschreven. Als deze R. het op zijn heupen krijgt, weet hij met tien woorden niets te zeggen. Maar hij is een moedige geest.

Dezer dagen zie en spreek ik onzen goeden Maurits Esser; wat is dat toch een uiterst verkwikkelijke geest! Hij doet dat werk in Gr. Ned. niet alleen goed, maar ook nog zeer leesbaar, en ik vind, dat hij steeds beter gaat schrijven.

Verder zoover ik weet geen nieuws. Wij weten nog niet, wat wij in de drie resteerende vacantieweken gaan doen, want de internationale toestand etc.; deze zin kan permanent onvoltooid blijven, en daarvan zullen jullie nu voorloopig althans wel geen last hebben.

Ik ben benieuwd, of mijn eerste artikel al in ‘Die Brandwag’ heeft gestaan. Informeer eens naar dat blad en mijn artikel, want ik heb er geen idee van, of mijn geschrijf iets voor de ossewa is.

Tot nader! Veel hartelijks over en weer en een hand van je

Menno

 

Ik heb je een pak Vaderlanden gestuurd per zeepost; voortaan zend ik je wekelijks mijn Zondagsartikel.

 

Ant laat Aty alvast hartelijk bedanken voor haar brief! Zij zal schrijven.

 

Benoeming Romein is bekrachtigd.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie