Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

2 mei 1940

2 Mei 40 Hemelvaartsdag

Brief IX

 

Beste Jan

Brief 41 en 42 sedert mijn vorige brief onder applaus ontvangen. Brief VIII en VII mijnerzijds zijn dus nog onderweg. Wij waren allen zeer blij te hooren, dat je gezondheidstoestand zooveel beter is. Ook Eddy, die momenteel nog bij ons logeert voor zijn archiefwerk, maar overmorgen weer naar Bergen vertrekt. Zij hebben daar nu een huis gehuurd aan een voor een polemisch temperament zeer passenden weg: Doorntjes 32. Noteer het maar, het is een vast adres, als Hitler wil en Bergen niet op een goeden dag geëvacueerd wordt. Hun woning is eigendom van Kouwenaar van de NRC, die zeer schappelijk schijnt te zijn geweest wat de huur betreft. Eddy voelt zich de laatste dagen steeds maar beroerd; neurasthenie? Ik weet het niet, want het belast hem geenszins met tallooze menschen te praten en een massa werk te verzetten. Hij klaagt erover, dat hij als een oude heer (physiek gesproken) uit Indië is teruggekomen, dat hij geen weerstandsvermogen meer heeft etc. Het is erg moeilijk om al die klachten te verifieeren, omdat hij altijd weer andere klachten heeft, maar dat hij niet best in orde is, staat wel vast. Morgen promoveert Van Crevel (die je een ex. van zijn volumineus, maar bijzonder interessant proefschrift heeft laten zenden), en als E. zich goed voelt, zal hij ook aan de avondfestiviteit deelnemen. Ik fungeer als paranymph, met den heer Margadant, het vat vol spreekwoorden.

Het begint hier weer mooi weer te worden; mijn daksbroek heeft de kamfer verlaten en laat mij weemoedig denken aan de Lijdensweg, La Verne, en alles wat daaraan annex is. Het laatste vredesjaar! Wij hebben hier van dag tot dag de gang van zaken in Noorwegen met spanning gevolgd; voorloopig hebben de moffen nog geen verpletterenden slag gehad, en zag het er voor de geallieerden zelfs vrij beroerd uit, maar vandaag zijn de berichten iets gunstiger. Maar wij onderschatten dien volksstam in Centraal Europa niet meer; meer en meer, hoe langer de oorlog duurt, zal het volk zich gaan identificeeren met het regime, dat zij tolereeren of haten, alleen omdat zij bang zijn voor een tweede Versailles; het is nu te ver gekomen om nog revolutie te maken en dan tevens nog tamelijk gunstige condities te bedingen, lijkt mij. En Muselein zit steeds maar op de wip, en laat zijn pers hevig brallen. Eén ding is duidelijk: Hitler, Mussolini en Stalin zijn alleen gradueel verschillend, in wezen komt dit soort menschen uit dezelfde wraakzuchtige lagen van hordeneuropa voort, en alvorens zij zijn opgeruimd, zal er geen vrede zijn. Met dat al is de toestand voor Nederland op dit moment niet speciaal dreigend. De Staat van Beleg is afgekondigd, en eindelijk worden de NSBers eens behoorlijk aangepakt met de middelen, die zij begrijpen: huiszoekingen etc. Mussert wordt voor het gemak Quissert genoemd, en ik geloof, dat het niet alleen bij noemen blijft. Het is naar, dat wij politiemaatregelen moeten bejubelen, maar wij doen het allemaal, voorzoover geen totalitaire agenten.

Er hangt, dunkt mij, ook voor ons veel af van Noorwegen. Krijgen de Duitschers daar de macht, dan zouden wij spoedig aan de beurt kunnen zijn. Worden zij eruit gesmeten, dan zouden zij het ook langs onzen weg kunnen probeeren. Maar vooruit, wij leven bij den dag. Wij probeerden onze roode kat te laten dekken, maar zij verdomde het zich door een leeuw van een raskater te laten aanraken, vijf dagen lang! Daarentegen was het weerzien met broeder Eunuch van een innigheid, die mij doet veronderstellen, dat zij ondanks 's mans cultuurdefect aan hem gefixeerd is geraakt. Zou zoo iets mogelijk zijn in deze wereld?

Aan mijn roman heb ik een paar dagen flink gewerkt; nu rust hij voor eenigen tijd, omdat ik op een ‘keerpunt ben en Eddy er is, die, zooals je weet, allergezelligst is in de woning, maar ook uiterst ongeregeld; hij maakt zijn plannen bij het uur. Wat het wordt, weet ik nog niet. Zoojuist ook de proeven van ‘De Duivelskunstenaar’ gecorrigeerd, die binnenkort het licht moet zien. Ik heb den indruk, dat het wel een vermakelijk boekje geworden is, misschien meer nog door de contrafiguur Hans dan door onzen Simon zelf.

Ik zal eenige pertinente vragen uit je beide brieven katagorisch beantwoorden. 1o Hitlers Eig. Woorden is naar je toe. 2o Peter van Steen is naar je toe. 3o Vijf guilders zijn aan Nike van R. ter hand gesteld in mindering van je schuld aan haar. 4o Gans is in toenemenden staat van vervolgingswaan onlangs door de politie meegenomen, toen hij den kristusstand maakte voor een bureau van een architect, als ik wel ben ingelicht. Hij verbeeldde zich, dat hij door ‘de’ architecten werd bedreigd, de arme kerel! Hij was al maanden lang bezig vreemde dingen te doen. Zoo schreef hij een boek, ‘Mette’ (zie Criterium II), door telkens zijn gewezen vrouw te bedreigen en haar reacties dan te noteeren voor zijn geschrift! Triomf van de litteratuur over het leven. Hij werd met een mes gesignaleerd, heeft den heer Jan R.Th. Campert geslagen en met dezen heer, die Mette lastig scheen te vallen, gevochten, tot hij zijn bril verloor en beide ijverig naar dit onmisbare gebruiksvoorwerp zijn gaan zoeken. Ik heb al deze verhalen van Cola, maar de kern schijnt toch te zijn, dat hij langzamerhand bezig is de beruchte grens te overschrijden. Stols is geopereerd wegens galstenen en van zijn galblaas ontdaan; het schijnt hem vrij goed te gaan, hoor ik. 5o Over het plagiaat heb ik je al uitvoerig geschreven. 6o Brochure van Walschap zal ik je sturen; mijn critiek daarop is al lang naar je toe. 7o Adriaans boekje zal je door Leopold worden gezonden. 8o Hein leverde de bijschriften bij de moderne schilderijen in Het Vad. 9o Het stuk van De Merode heb ik bij een corrector van Het Vad., vriend van de Merode, ontdekt middels Hein. Je ziet, dat die krant overal goed voor is. Het kristendom is er natuurlijk zeer boos over en tracht het te verdonkeremanen. Die meneer H.B., rustig voortgaand zijn intelligente beschouwingen in De Stand. te schrijven, vindt het b.v. een schandalig stuk. Hetgeen van 's mans standpunt begrijpelijk moet worden geacht... 10o Jo Donkersloot maakt het goed. Haar ‘vriend’ zit nog steeds in Italië, maar zal niet naar Duitschland teruggaan, tenminste niet goedschiks. Willempje ter Braak en zijn charmante vrouwtje zijn eveneens goed in orde.

Ik geloof, dat ik nu een massa vragen beantwoord heb. Al je nieuwsgierigheid zal ik wel niet kunnen bevredigen, daarvoor is het noodig, dat je terugkomt. Wij vragen ons altijd weer af, wanneer we jullie weer zullen zien, voor alles, en dan: waar. Deze wereld bevalt mij niet. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat een ev. plotseling verdwijnen van Hitler en zijn bende (dat god moge veroorzaken!) zoo verbijsterend voor mijn zenuwen zou zijn, dat ik een vacuum zou voelen van enorme diepte! Wij leven altijd maar weer op die zenuwen, en niemand weet, of wij er niet te veel van vergen, nog geheel afgezien van de mogelijkheid van den oorlog in eigen land. Mijn stemming golft op en neer met de krantenberichten, met ochtend- en avondblad zelfs.

Ik schrijf spoedig weer meer. Neem voor vandaag met dit kattebelletje genoegen. Vele handen reiken naar Zuid-Afrika! Ons beider en Eddy's hartelijke groeten aan jullie allen en een extra stevige hand van je

Menno

 

Enny Binnendijk ligt weer ziek. Ik hoorde er slechte geruchten over, maar weet niet, of die te pessimistisch zijn. Zij schijnt zich ook erg te hebben aangetrokken, dat hun medebewoonster Jo Wennips onlangs door een tram is overreden en gedood.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie