[p. 205]

De Duitse kunstcritiek verboden

Naar men in een bericht van het D.N.B. heeft kunnen lezen, heeft te Berlijn in de vierde jaarlijkse vergadering der ‘Reichskulturkammer’ gehouden in de Philharmonie, rijksminister Dr Goebbels een opzienbarende rede gehouden. Na van de ‘cultuurpolitiek’ van genoemde instelling de goede resultaten op verschillend gebied in het licht gesteld te hebben, vervolgde de minister: ‘Geen middel hebben wij onbeproefd gelaten de kunstcritiek op de enige juiste weg, die der kunstbeschouwing, terug te brengen. Al deze pogingen zijn mislukt. Ik heb derhalve aanleiding gevonden in een decreet van heden de hele critiek te verbieden en haar door de kunstbeschouwing of kunstbeschrijving te doen vervangen.’

Uit hetgeen van de verordening bekend is geworden, vernemen wij dat kunstbesprekingen slechts geschreven mogen worden door aan een bepaalde leeftijdsgrens gebonden, met hun naam ondertekenende en na voldoende vorming van een speciale licentie voorziene redacteurs. Dit alles zou onschadelijk en zelfs nuttig kunnen lijken, indien uit het verplicht voorgeschreven ‘staatsexamen in kunstbeschouwing en kunstbeschrijving’ niet overduidelijk de bedoeling bleek, na de vrijheid van de kunstuiting nu ook die van de kunstcritiek ongedaan te maken.

Een en ander verbaast degenen die wel een literatuurcritiek of andere kunstcritiek in het Derde Rijk plachten te lezen nauwelijks; wij hebben trouwens reeds lang opgehouden ons te verbazen over de handgrepen van een dictatoriaal regime dat politiemaatregelen camoufleert als culturele pedagogie. Over de ‘techniek’ van de nieuwe maatregel van Goebbels behoeft men zich dan ook evenmin bijzonder druk te maken; men kent deze soorten techniek reeds lang en haar consequente toepassing op de

[p. 206]

kunst is slechts een aanvullende maatregel, de verordening heeft bovendien nog het voordeel dat men geen last meer zal hebben van de gecamoufleerde critiek, die toch niet anders was dan propaganda door de zeloten van het nationaal-socialisme of voorzichtig gepraat van ‘objectieve’ buitenstaanders.

Interessant is alleen de wijsgerige terminologie, waarin de minister zich ditmaal heeft uitgedrukt. Wat is het verschil tussen kunstcritiek en kunstbeschouwing, subs. kunstbeschrijving? Wie beschouwt of beschrijft, maakt zich ‘schuldig’ aan critiek, want men kan niets beschouwen of beschrijven zonder een standpunt in te nemen.

Voortaan is dus in Duitsland het recht op een standpunt buiten het standpunt van de politiestaat ook officieel afgeschaft.

De dode totaliteit zal regeren op een gebied dat alleen waarde heeft door levenscheppende oppositie; lakeien en koelies zullen het werk verrichten van de grootste Duitse critici; kadaverdiscipline en ogendienerij zullen de maatstaven verschaffen voor het beschouwen en beschrijven van wat alleen nog door een grote stormwind zal kunnen worden weggevaagd.

De maskers zijn afgerukt. Duitse beschouwers en beschrijvers, brengt de Duitse groet!

 

Het Vaderland, 28 november 1936