[p. 16]

Held en kamerdienaar

HET is een oude bewering, dat niemand een held is tegenover zijn kamerdienaar. Als het waar is, bewijst het, dat kamerdienaars uitstekende psychologen zijn, die men niet mag verwaarloozen. Wee hem, die meent zijn heldendom te bewijzen door er geen kamerdienaar op na te houden! Zooiets is struisvogelpolitiek; als men zich verbeeldt een held te zijn, moet men zich voortdurend door een kamerdienaar doen vergezellen; heldendom, dat daartegen niet bestand is, heeft niet veel om het lijf. Het directe document, het portret, de brief, de autobiographie: zij hebben naast en tegenover de officieele litteratuur een permanent belang; zij bewerkstelligen een soort kamerdienaars-contrôle op die officieele litteratuur; en op haar beurt controleert dan weer de officieele litteratuur het document, de held den kamerdienaar.