[p. 18]

Nietzsche contra Wagner

HET is dwaasheid (zooals biographen van Wagner gedaan hebben) Nietszche's felle polemische uitvallen tegen zijn vroegeren vriend te reduceeren tot een soort rancune van den verbitterden philosoof, die eigenlijk musicus had willen zijn, of Cosima Wagner had willen trouwen; want het woord rancune wordt even algemeen als het woord cultuur, wanneer een geschil, hoezeer misschien uit rancune voortgekomen, in de sfeer der theorie tot een met superieure intellectueele middelen afgelegde verantwoording uitgroeit. Wagners' gemeente heeft echter geen moeite gespaard om platvloerschen nonsens over Nietzsche te verbreiden, ten einde den Meester te rechtvaardigen. Julius Kapp, die in zijn Wagner-biographie tegen deze babbelarij protest aanteekent, staat zelf wel zoozeer onder den invloed van de heerschende opvattingen, dat hij Nietzsche's pamflet (na Wagner's dood verschenen) toch ook een ‘betreurenswaardigen uitval’ noemt. Alsof Nietzsche een pompeuze figuur als die van den grooten Cagliostro anders dan door zulk een ‘uitval’ had kunnen treffen! Het is eenvoudig niet mogelijk om platonisch te zijn, wanneer men zijn tegenstander als de incarnatie ziet van een geest, die overwonnen moet worden; men moet hem in zijn compleetheid te lijf gaan, en dat heeft Nietzsche gedaan. Er is dan ook geen inwendige tegenspraak tusschen dien toon der compleetheid en het slot van Der Fall Wagner: ‘Diese Schrift ist, man hört es, von der Dankbarkeit inspiriert.’