[p. 57]

Kwatrijnen der liefde

I

 
De nacht bestormt den berg en vreet het dal;
 
Het sluike oog der maan, dat door den schemer waarde,
 
Zonk schuchter toe; dank zij den zondeval
 
Minnen in God de groezelige slaven dezer aarde.

II

 
Toen een verborgen schoon bewustheid won
 
Verdronk de grijns in een ontzinden lach -
 
Totdat een hersenkronkel zich bezon
 
En zich bereidde tot den sluipgang van den dag.

1 maart 1924

K.B.