De foto van het symbool
(Uit een vorstelijke Chronique Scandaleuse)

Het is een ellendige tijd voor keizers, koningen en hertogen. Ook dit vak zucht zwaar onder de algemene malaise; er zit weinig toekomst meer in. Bij tijden breken er revoluties uit, waarbij geen net mens zich op straat vertoont; een paar proclamaties, een dictatuurtje... en je moet op een oorlogsbodem met een paar trouwe

[p. 126]

marine-officieren naar een mondaine badplaats. Of het fascisten zijn, of communisten, kegelen met kronen doen ze allemaal. En heb je het geluk in een fatsoenlijk land te wonen, zonder veel uiterst rechts en uiterst links, dan mag je benoemingen ondertekenen en tentoonstellingen van banketbakkers bezoeken. De meerderheid der populatie beschouwt je als een raar stuk eten dat geld kost en alleen aangehouden wordt om de corrupties bij een presidentsverkiezing te vermijden. Een minderheid meent, dat je bij de gratie Gods regeert... dat zijn de handelbaarsten. Maar het puikje van de natie, dat zijn de intellectuelen, dat zijn de filosofen, dat zijn de wetenschapsmensen, houdt je voor een... symbool! M.a.w. je komt opeens van de vaste grond in de lucht te hangen! ‘De eenheid van het volk is in je belichaamd’, jawel, zeker. Maar daarom zijn er geen keizers, koningen, groothertogen, ridders (ook die bestaan nog) en graven! Hebt u er plezier in, meneer de Rector-Magnificus, om als symbool van de eenheid der Universitas rond te lopen? Of, hoe zou het U bevallen, voorzitter der Verenigde R.K. Geitenfokverenigingen in Nederland, niet anders uit te voeren dan de saamhorigheid der religieuze kleinveehouders te ver-beelden?

Neen, symbolen alleen willen de vorsten niet zijn. Zij hebben de hun opgelegde zware plichten, even gewichtig als die hunner meest beroemde onderdanen met ernst en waardigheid te vervullen. Men hore slechts naar het volgende verhaal. Iets pikants, iets intiems! En waar gebeurd; ik was er zelf bij als opperkamerheer in buitengewone dienst.

Symbool! Het is een schandaal!

 

Koning Alexander XXV (1906-heden, en ik hoop nog tot in lengte van dagen) regeert, zoals gij weet, voorspoedig in Groot-Pamphylië. Z.M. is nog enigermate verlicht despoot, d.w.z. het volk leeft gelukkig en is analfabeet. Zijn vader Alexander XXIV, zaliger nagedachtenis, liet hem het Pamphylische volk als erfenis, met de gewijde kroon, waarvan men zegt, dat de achterzijde

[p. 127]

in aanraking is geweest met die van Hongarije, geschenk van Paus Sylvester II. Na drie jaren onder beleidvol regentschap van H.M. de Koningin-Moeder, de wijze Amalia, hoogstdezelve geboortig von Hohenburg Steinach, opgevoed te zijn, greep de jonge Alexander zelf de teugels van het bewind met vaste hand. Vele verstandige daden dagtekenen van Z.M.'s regering. Eén der eerste en meest verstandige was het K.B., gedateerd 11.XI. 1911, waarin vervat is Z.M.'s voornemen, tot het instandhouden van zijn doorlucht geslacht, een wettig huwelijk af te sluiten met prinses Marianne van Utopië, dat aan gene zijde der Alpen ligt. Het echtverbond kwam na enig onderhandelen (waarbij ik de eer had de post van onder-buitengewoon-gezantschapssecretaris te bekleden) tot stand en werd met grote pracht in de hoofdstad voltrokken. Er was groot vuurwerk met slotapotheose, de namen ‘Alexander’ en ‘Marianne’ door elkaar gestrengeld; het volk juichte luid, want het vermoedde met de aangeboren listigheid, de lagere standen eigen, dat de lettertekens hun vorstenpaar beduidden! Marianne leeft nog steeds gelukkig naast haar gemaal voort en men vertelt van haar, dat zij zich den volke alleen met een duizend-hermelijnstaartige mantel vertoont.

Nu echter komt, wat ik U vertellen wilde. Iets bijzonders. Een bewijs van vertrouwen in Uw aangeboren kiesheid. Ik zelf had juist mijn aanstelling als opperkamerheer in buitengewone dienst, en vandaar dat ik alles zo in details weet. En ik heb nog nooit gehoord, dat een symbool details had.

H.M. Koningin Marianne dan... hm... bracht de 20ste mei 1913 haar eerste dochter ter wereld. Een welgeschapen kind, waarvan de anekdote gaat, dat het terstond naar Z.M.'s kepi (die van het VIe Veldartillerie) greep, die in de kraamkamer was blijven liggen, volgens de dienstdoende verpleegster een bewijs van koninklijke aard. Men noemde de prinses naar de grootmoeders van Groot-Pamphylië, Utopië en Hohenburg Steinach.

Let nu op! Toen H.K.H. de kleine Amalia enige weken oud was, diende zich bij mij door middel van mijn

[p. 128]

opperlakei aan een fotograaf, vertegenwoordiger van één der grootste Pamphylische fotobureaus, met het nederig verzoek van de koninklijke familie met H.K.H. op schoot van H.M. de peetgrootmoeder, een opname te mogen maken. (Symbolen fotografeert men niet). Het scheen mij toe, dat zulks geen overdreven aanmatiging was en dus begaf ik mij naar het werkvertrek van Z.M. (Ik vergat nog mee te delen, dat Z.M. steeds overgelukkig was na de voorspoedige bevalling, hoewel hij liever een jongen had gehad).

Z.M., hoewel juist verdiept in het tekenen van het K.B. van 2.VI.13, had de goedheid mij onmiddellijk te ontvangen. Met het hem eigen welwillende glimlachje hoorde hij mij aan en hij gaf terstond zijn toestemming. Over een half uur zelfs al was hij bereid te poseren, ‘opdat ons volk ten spoedigste getuige zij van de nieuwe vorstelijke spruit’. (Z.M. kan de dingen zo kernachtig en typerend zeggen). En hij verzocht mij voor de regeling van een en ander te willen zorgdragen; terstond verwittigde ik dus H.M. de Koningin-Moeder Amalia (H.M. de Koningin was nog te zwak om aan het officiële leven deel te nemen), Prins Frederik van Utopië en troonopvolger Nicolaas von Hohenburg Steinach, beide aanwezig om de gelukwensen hunner volkeren aan te bieden, van de te maken foto. Vervolgens stelde ik mij weer ter beschikking van Z.M. Koning Alexander.

Ik trof hem staande voor de garderobe A4, bevattende de uniformen van admiraal tot luitenant-kolonel bij de administratietroepen. Z.M. weifelde blijkbaar tussen de helm der lijf uhlanen of de eenvoudig gebiesde kepi der genie. Tenslotte besloot hij - schoon zichtbaar in tweestrijd - tot de eerste. Ik belde Z.M.'s kamerdienaar en verwijderde mij. Geen twintig minuten later verscheen Alexander XXV in groot uhlanen-tenue (met de twee gulden tressen van het garderegiment) en binnen het half uur was de foto gereed. Afdrukken zijn later in alle boekwinkels verkrijgbaar gesteld, op verschillende papiersoorten.

Wat nu volgt, is zeer intiem. Enige ogenblikken na

[p. 129]

afloop der ceremonie rinkelde de schel die 's konings werkkamer met mijn particulier appartement verbindt, met die nervositeit, die gemeenlijk betekent, dat Z.M. zijn eigen K.B.'s niet meer kan ontcijferen. Zonder een ogenblik te talmen, ijlde ik naar het centrum van het landsbestuur.

Z.M. bevond zich nog in uniform en liep en zenuwachtige toestand heen en weer. Herhaaldelijk sloeg hij zich op de borst en bij mijn binnentreden riep hij mij slechts dit toe: ‘Oorlog?’ Ik boog, want deze wijze om een onderdaan aan te spreken is zeer vererend. Maar plotseling ontdekte ik op Z.M.'s lichaam boven de eerste tres een leegte, een noodlottige lacune. Het was als verstijfde mijn bloed. De Orde van de Zilveren Truffel, Z.M. pas verleend door de keizer der Yukonieten, ontbrak. Ontbrak dus ook op de foto. Hetgeen een belediging der internationale eerbegrippen betekent...

 

Het is gelukkig goed afgelopen. Groot-Pamphylië heeft zich verontschuldigd en ik ben er gezant door geworden. Maar dit wou ik maar zeggen: een koning is te groot om symbool te zijn. Hij is waarachtig nog wel wat meer, want welke particulier kan zoveel leven in de brouwerij brengen door een ridderorde te vergeten?

 

4 oktober 1924

Baron zur Wüste