Aan Polly A. Lukas, Jur. Cand.

Lieve Polly,

 

In je stuk in de laatste P.C. toonde je een dermate vriendelijkheid jegens de A.S.T.V. in het algemeen en jegens mijn persoon in het bijzonder, dat ik mij deze aanhef veroorloof. Ik dank je hartelijk voor de keurige

[p. 246]

(en geestige) wijze, waarop je voor haar en mij in de bus bent gesprongen. Wij zouden het niet beter hebben kunnen wensen. Als een dergelijke gezindheid jegens ons alle A.V.S.V.-sters steeds bezielde, zouden wij ons misschien nog gelukkig prijzen corpszusters te hebben.

Maar nu over iets anders. Wij hebben besloten je te belonen voor de grote dienst die je ons bewezen hebt. Eerst had ik het plan opgevat je voor het corpsbal uit te nodigen (waarvoor je zeker nog wel niet gevraagd zult zijn). Daar mijn pogingen om een portret van je te bemachtigen echter faalden, leek mij dit een te gewaagde onderneming.

Wij hebben er nu echter iets anders op gevonden.

De eerste maal, dat de A.S.T.V. weer naar buiten optreedt, is in September met het groenentoneel. Daar nu de fijne geest en schalkse spot, die uit je stukje spreken zeer wel overeenkomen met die van ons groenentoneel, leek het mij een aardige verrassing voor je, als we je daarin een rol aanboden.

Het enige bezwaar is, dat je dan ook 3 weken zult moeten groenlopen, maar dat zal je, naar ik geloof, ook enorm veel goed doen. In het groenentoneel zou je de meest uiteenlopende, met jezelf overeenkomende karakters kunnen uitbeelden. Je zoudt de rol kunnen krijgen van de salonbolsjewiek, van de dichter met de lange haren, van de zedelijkheidsapostel, van de wonderoliefascist, van de stakende toneelspeler, van de knor (hiervoor zul je wel niet veel voelen, want dan wordt je persé uitgefloten) enz. enz., kortom iedere figuur zou je kunnen uitbeelden die de geniale fantasie van een groenentoneelauteur maar op de planken kan toveren. Alles zal natuurlijk in travestie moeten geschieden, maar hiertegen heb je, naar ik uit je stuk lees, geen gewetensbezwaren. Je antwoordt me zeker nog wel even wat je van dit voorstel denkt (sluit er dan meteen je portret bij in, als het tenminste de moeite waard is). Mocht je, wat ik niet hoop, deze beloning niet accepteren, dan kom ik je in ieder geval op jullie dies (als jij in het bestuur zit) persoonlijk bedanken; hoop daarbij

[p. 247]

echter niet zo op een droogje te zitten zoals verleden jaar.

Je nogmaals hartelijk dankend, met hartelijke groeten van

je je toegenegen

P. Westerdijk

 

A.S.T.V.h.t. Praeses.

Naschrift

Op gezag van Mej. Polly A. Lukas verklaart de Redactie, dat Mej. Polly A. Lukas weliswaar niet Mej. Polly A. Lukas is, maar dat zij nog veel minder is, die zij schijnt te zijn.

 

Red.

Ook een ‘kanttekening’.

Een bescheiden verontschuldiging wens ik voor mijn vriendin aan te voeren. De heer Westerdijk wete dan, dat Polly een roemrijke loopbaan aan het toneel achter de rug heeft, misschien nòg roemrijker dan de toneelloopbaan van de praeses der A.S.T.V. (Wanneer wij deze twee grootheden zó maar mogen vergelijken). Dit nu verklaart veel van haar kleine vrijerij; want welke toneeldeskundige zou het nu niet graag eens aanleggen met een vereniging, die ons, nederige buitenstaanders, verblijdt door een ware revolutie in het overigens zo slappe toneelseizoen? U weet niet, meneer de praeses, welk een weldadige indruk de sublieme keuze van Het Kattebelletjen, werk van één der belangrijkste auteurs, Victorien Sardou, en vertaald door onze klassieke littarator Jan ten Brink, op die buitenstaanders gemaakt heeft. Dat de U.S.A. schandelijk ruwe stukken als De Held van het Westerland speelt, is een lof voor U te meer; de zon van het A.S.C. schittert ons daardoor des te luisterrijker, kuiser en fatsoenlijker in de ogen. Ook

[p. 248]

Polly zal door dit machtige licht misschien tot haar lonkende koketterie verlokt zijn.

Ik hoop, dat de heer Westerdijk deze (zuiver artistiek bedoelde!) appreciatie van mij wil aanvaarden.

 

28 maart 1925

M.t.B.