Trudi Schoop in Den Haag
Leidster van een komische balletgroep
Interview in den morgen

Het is een bekend feit, dat de kunstenaars, die uitmunten in het z.g. komische genre, dikwijls weinig uitstaande hebben met wat men in het Nederlandsch ‘komiek’ pleegt te noemen. Het komische en het tragische zijn in alle creaties van eenige beteekenis (op welk gebied dan ook) zoo innig verwant, dat men alleen kan spreken van een accent naar den eenen of den anderen kant. Werkelijke komische talenten (men denke aan Grock en Buziau) hebben gewoonlijk een melancholieken ondergrond, die er hen toe drijft het komische op te zoeken als een soort bliksemafleider.

Trudi Schoop maakt geen ‘komischen’ indruk.

Trudi Schoop, de leidster van het ballet ‘Die tänzenden komikerinnen des Züricher Stadttheaters’, dat hedenavond in den Princesse Schouwburg zijn eerste voorstelling in Nederland geeft, maakt sterk den indruk te behooren tot die categorie van ‘komische’ talenten, waarover wij boven spraken. Zij zou in de laatste plaats iemand aan het ‘komieke’ doen denken; op grond van haar heele verschijning en haar stille, sympathieke optreden zou men eerder een kunstenares van een doodelijken ernst verwachten. Zij is niet eens mededeelzaam, wat voor den interviewer misschien minder gemakkelijk is; maar er is een gebrek aan mededeelzaamheid, dat aangenaam aandoet. Wij wisten trouwens al uit de critieken uit andere Europeesche steden (en uit het geestdriftige verslag van een Berlijnschen medewerker van ‘Het Vaderland’), dat het ballet van Trudi Schoop in het geheel niet werkt met goedkoope ‘komieke’ effecten. De persoonlijkheid van de danseres bewijst ten overvloede nog eens, dat wij ons een juiste voorstelling van haar opvattingen hebben gevormd.

Mevr. Schoop is in gezelschap van haar impresario Alfred Fischer, die o.a. Tilla Durieux en Albert Bassermann in Nederland heeft gebracht; en de heer Fischer is, reeds uit hoofde van zijn functie, de mededeelzaamheid zelve. Wij voeren dus een gesprek, dat zich afwisselend richt tot hem en mevr. Schoop zelf. Allereerst trachten wij te weten te komen, wat deze danseres onder dansen verstaat. Het is niet gemakkelijk om elkaar dienomtrent te verstaan, als men de prestaties nog niet gezien heeft.

Naast Chaplin en Grock.

‘Onze kunst is in het geheel geen bewuste komische kunst, zooals b.v. die van Valeska Gert. Er is eigenlijk alleen een vergelijking mogelijk met Chaplin en Grock. “Es ist gar nichts komisches bei uns”, zegt Trudi Schoop, en wij begrijpen, wat zij daarmee bedoelt. Men moet dit Zwitsersche ballet niet beschouwen als een vermaaksobject, maar als een uiting van serieuze bedoelingen, die zich het beste konden realiseeren langs den weg van de komische interpretatie. Käthe Dorsch, de beroemde Berlijnsche tooneelspeelster, voelde neiging tot huilen, toen zij het ballet had zien optreden, voegt de heer Fischer er aan toe.

Wij komen nu uit Frankfort a.M. en hadden in geheel Duitschland groot succes. Er is tegenwoordig niet veel te zien, op het tooneel in Duitschland; maar daarom kwam men des te gretiger naar ons ballet kijken.

Van hier gaan wij naar Amsterdam; daarna naar Londen, Scandinavië, Nieuw York en.. Tokio, waar wij in het Keizerlijke Theater zullen optreden’.

Wij komen op het ballet Jooss, en daarmee blijken wij een uiting van danskunst aangeroerd te hebben, die verwant is aan het ballet van Trudi Schoop.

‘Getanztes Theater’.

‘Wij vertegenwoordigen, evenals Jooss, een vorm van dramatische danskunst, “getanztes Theater”. Een ballet is bij ons een “Theatervorstellung ohne Worte”. Het hoofdnummer van ons programma, “Fridolin Unterwegs”, is een komedie in twee deelen, die een volledige dramatische handeling in dansvorm vertegenwoordigt. Natuurlijk is onze stijl geheel anders geaccentueerd dan die van Jooss; maar de grondslag is ongeveer dezelfde’.

- Waar hebt u uw opleiding genoten?

‘Ik heb veel ballet gedanst, eer ik zelf een troep vormde. Meestal werkte ik voor mijzelf maar van Yvonne George heb ik vooral veel geleerd. Later heeft de stad Zürich een kerk tot onze beschikking gesteld, die wij als atelier hebben laten inrichten.

De leden van mijn ensemble (20 personen) zijn grootendeels Zwitsers. De muziek voor de balletten is afkomstig van mijn broeder.’

- Was u al eerder in ons land?

‘Neen, dit is de eerste maal. Ik ben er bijzonder verheugd over, met Holland kennis te maken, want mijn familie komt uit Holland, zooals uit mijn naam nog blijkt. Wanneer mijn voorgeslacht naar Zwitserland verhuisd is, weet ik niet, in ieder geval heb ik geen speciale voorliefde voor de Zwitsersche bergen.’

Tot in den foyer van den Princesse-Schouwburg, die bezig is morgen toilet te maken, dringt thans het geluid van een piano door. In de zaal gaat het ballet zich orienteeren. Daarom rijzen wij op van onze geïmproviseerde fauteuils en laten de danseres over aan haar artistieke beslommeringen.

De tonen van de piano mengen zich met het schrobben van werksters; zoo is het leven, zoo is de morgen in den Princesse-en andere schouwburgen. De illusie van het ballet zelf bewaren wij tot vanavond.