‘De draaikolk’ van Noël Coward
Een avond voor Mien Duymaer en Ben Royaards
Bij de Amsterdamsche Tooneelvereeniging

Noël Coward is één van die gelukkige auteurs, die regelmatig in de kranten fungeeren in verband met hun honorarium; hij moet n.l. zeer behoorlijk verdienen en behoort tot de gezochtste mode-auteurs van Engeland. Wat men daar nu ook van moge denken, een tooneelschrijver met technische capaciteiten is deze Coward zeker. Hij heeft een fijne neus voor alles, wat de society kan interesseeren, omdat hij die society door en door kent.... als een waarde, die men nu eens door de tragiek en dan weer voor een sentimenteele cavalcade kan winnen. Noël Coward is een cynicus, zegt men, en daarin heeft men waarschijnlijk gelijk; mits men het cynisme niet de beteekenis toekent van een laatste oordeel over de menschen en de diepte van Cowards peiling niet overschat.

Deze ‘Draaikolk’ nu b.v. is een zeer knap geschreven stuk, met een paar sterke rollen en veel onbeduidend bijwerk. Men waant bij den inzet van het eerste bedrijf in een spel van eigenlijk nogal banale paradoxen te worden betrokken, maar het blijkt al spoedig, dat Coward ditmaal iets anders en serieuzers voorheeft. Uit het gebabbel van de vlot maar oppervlakkig geschetste societyvrienden maakt zich de tragedie los van een vrouw, die oud wordt en niet oud wil worden, die zich vastklampt aan een jongen man, die gigolo-diensten voor haar verricht; daarnaast de tragedie van haar zoon, die zich eveneens heeft vastgeklampt aan een mensch, die hem eigenlijk in wezen vreemd is: een meisje, dat hij in Parijs heeft leeren kennen. De jonge man, die zijn oudere vriendin al moe is, vindt de verloofde van den zoon; en zoo staat in de laatste acte deze zoon tegenover zijn moeder, beroofd van zijn laatste illusie en reeds op weg naar de moreele débâcle; er volgt een botsing van deze beide naturen, die elkaar verwant zijn en elkaar toch niet begrijpen, en het stuk eindigt met een vaag, maar verzoenend slotaceoord.

Haar afkomst uit de society verraadt deze tragiek van Noël Coward door het ontbreken van iederen socialen achtergrond. Men hoort wel, dat David Lancaster, de vader, zich voor het boerenbedrijf interesseert en dat Nicky Lancaster, zijn zoon, musicus is, maar aan de sfeer hebben deze factoren geen deel. De sfeer is die van cocktails en gramophoonplaten, van nogal dwaze nulliteiten, die geestigheden debiteeren en op dit gebied permanent slagvaardig zijn en van een eigenlijk tot een ledig tijdverdrijf geabstraheerde wereld. Het tragische moment is daarin uiteraard meestal de mislukte erotiek; als er geen society en geen ledige tijd was, zou een Noël Coward niet bestaan. Mij persoonlijk doet zijn tooneel weinig; ik erken de knapheid en het talent, waarmee zulk een geval is opgezet en uitgewerkt, maar het laat mij inwendig koud. De sfeer is te dubieus om zooveel tragiek als in dit stuk verwerkt te kunnen rechtvaardigen; van dit soort gaan er tenslotte (altijd aangenomen de technische prestatie, waaraan ik niet wil tornen) twaalf in een dozijn.

Het ligt bepaald aan de koele knapheid van Coward, dat de opvoering door de Amsterdamsche Tooneelvereeniging voor mij niet zooveel meer dan een curieus en soms wel boeiend geval bleef; want de vertooning had, onder regie van A. Defresne, stellig veel qualiteiten, waarvoor men oprechte bewondering kan koesteren. Mien Duymaer van Twist had een zeer overtuigende opvatting van de oudere vrouw, Florence Lancaster, die een wanhopige blindheid voor het naderend verval cultiveert om vooral maar van de laatste sensatie te kunnen genieten; dat er wel een scherp contrast was tusschen haar wat schelle en naar het kluchtige toegespeelde optreden in het eerste en haar smartelijke leegheid in het laatste bedrijf, mag men zeker op rekening van den tekst schrijven, die tusschen societybabbel en reëel conflict heen en weer gaat. Persoonlijk en temperamentvol was deze opvatting zeker, en vooral de ‘afrekening’, die zich tusschen moeder en zoon voltrekt, werd een spannend gevecht van twee levende wezens. Ben Royaards als de zoon was voortreffelijk, bij momenten zeker ook werkelijk aangrijpend; Georgette Hagedoorn als zijn verloofde en Paul Storm als de au fond brute en zakelijke Tom Veryan, de amant van de moeder, wisten voortdurend door hun genuanceerd spel te boeien. Men krijgt ook nog even een doorkijkje op den vader. David Lancaster, door Tourniaire sober gespeeld, en een vriendin van Florence, weinig gemotiveerd door den schrijver geteekend, maar in de opvatting van Willy Haak toch mogelijk; voor de society-dwaasheden zorgden verder Carpentier Alting met veel snobisme en een grijze pruik (zu schön um wahr zu sein!), en Nell Knoop, een verdienstelijk paskwil van een zangeres.

Een niet al te dicht bevolkte schouwburg betoonde zich zeer enthousiast; een geestdrift, die zeker in de eerste plaats Mien Duymaer en Ben Royaards heeft gegolden.

M.t.B.