Vrouwen beslissen
‘The Distaff Side’ van John van Druten
Het Jong Tooneel

Het nieuwe stuk van den schrijver van het sympathieke ‘Young Woodley’ is een voorbeeld van een opgevuld tooneelspel; het gaat eigenlijk om niets en toch duurt het, alsof het aan de wetten van Aristoteles moest gehoorzamen, heelemaal vijf bedrijven. Ik zal er dan ook geen lang commentaar aan verbinden, zooals onlangs aan de dilettantenopvoering van ‘La Machine Infernale’, die als een belangrijk experiment mocht worden gesignaleerd, ook al werd er tienmaal minder perfect gespeeld dan gisterenavond. Deze geschiedenis draait om een draak van een grootmoeder, die op de bekende blijspelwijze is geteekend, en verder om de aarzeling van haar kleindochter Alex Millward tusschen roeping voor het tooneel en het huwelijk met Toby Chegwidden, een aankomend cineast, die naar Hollywood gaat en nu begrijpelijkerwijze graag zijn geliefde zou meenemen. De mededeeling, dat zij al ‘met hem heeft geleefd’, verwekt natuurlijk in een behoorlijk milieu nogal eenige opschudding, maar er is niets in het stuk, dat niet terecht komt. Van Druten verbindt aan deze historie nog wat ups and downs van Eve Millward, Alex' moeder, en haar twee zusters, die heel aardig in hun respectievelijke karakters tegenover elkaar worden gezet (telkens zien wij plicht en gevoel op ouderwetsche wijze wisselen, maar van Druten legt den nadruk op het gevoel); en zoo komen de bedrijven best vol en men verveelt zich volstrekt niet.

De uitstekende vertolking van dit zeer onbeduidende tooneelspel door de leden van het Jong Tooneel doet het des te meer betreuren, dat zij naar dit societystuk gegrepen hebben; zij hadden n.l. gerust wat hooger kunnen grijpen. Onder de zeer verzorgde regie van Dick van Driest, die ook de bewerker en vertaler was, zag men dikwijls de grenzen tusschen dilettantisme en beroepstooneel vervagen, zoo knap waren soms de prestaties. In de eerste plaats moet wel Jeanne Jonquière genoemd worden als Eve Millward; een creatie, waarvoor een beroepsactrice zich zeker niet had behoeven te schamen. Gevoelig en zeker gespeeld was ook de rol van Alex Millward (Jetje Offerman), terwijl van de beide zusters van Eve vooral Emmy Hartogs Lizzy natuurlijk en spontaan over het voetlicht kwam. De grootmoeder (Manon Godefroy) hield het maar met de caricatuur, wat misschien zoo gek nog niet was.

Ook de heeren hadden veel verdienstelijks. Een sympathieke Toby (in ieder geval veel te sympathiek voor Hollywood) was Anton Nanning; Rien Carrière typeerde met de juiste intonatie zijn concurrent in de liefde Charles Hubbard; in Hans van Loon als aanstaande gynaecoloog, had men bij voorbaat vertrouwen. Onwaarschijnlijk bleef, ondanks zijn vlotte spel. Marten Kingma als Gilly Baize, een rol, die door zijn smakeloozen humor al heel weinig bekoren kan.

Dat de opvoering een geweldig succes werd, behoeft geen betoog; en dat succes was door de spelers volkomen verdiend. Mogen wij hopen hen eens in een stuk te zien (met minder fraaie toiletten en onwaarschijnlijk sublieme pyama's desnoods), dat wat meer beteekent dan deze van Druten? Het talent en de routine zijn er, dus waarom zou men het niet wagen?

M.t.B.