Argentina
Gala-avond in den Kon. Schouwburg

Argentina heeft bij het interview, dat gisteravond in deze courant is verschenen, zeer terecht opgemerkt, dat de techniek niet iets is, dat zichtbaar wordt; het technische van den dans is het verborgene. Men zou dat in dezen zin willen aanvullen: de techniek is alleen dan zichtbaar, wanneer zij onvolmaakt is; juist in den toestand van onvolmaaktheid treft zij den toeschouwer als iets kunstmatigs en moeizaams; zoodra het effect echter volmaakt is, valt de techniek voor den toeschouwer samen met het aesthetische genieten. De volmaaktheid beneemt hem trouwens ook den lust, om over de techniek te gaan ‘nakaarten’, tenzij hij zich dan speciaal intereseert voor het ontwikkelingsproces van den dans in statu nascendi.

Waar het Argentina betreft, geldt dit samenvallen van techniek en aesthetisch genieten in den hoogsten graad. De zekerheid en de genuanceerdheid van het gebaar zijn bij haar zoo onfeilbaar aanwezig, dat men zich gaarne overgeeft aan de (natuurlijk zeer naieve) illusie, dat deze danskunst zonder eenig technisch doorgangsstadium uit het schuim der golven is geboren. ‘Op een zekeren morgen ontstond er een spontane verbinding tusschen zon en aarde, en dat was de dans van Argentina.’ Een dergelijk sprookje zou men den kinderen (die immers nog nooit van technische moeilijkheden gehoord mogen hebben) gaarne willen vertellen. Men moet alleen afwachten of zij het in dezen technischen tijd nog zullen gelooven....

In het bewuste interview heeft Argentina eveneens getuigd van haar verknochtheid aan den volksdans, waaruit zij haar inspiratie put; en men kan zich voorstellen, dat zij voor de danskunst, die zich van den volksdans heeft losgemaakt, weinig sympathie gevoelt. Immers: wat van den volksdans in de kunst van Argentina is gebleven, is de natuurlijke vitaliteit, die samenhangt met 't geworteld-zijn in een volkstraditie. Dat aan een artistieke creatie een traditie ten grondslag ligt, is alleen dan een belemmering voor het individueele scheppingsvermogen, als de persoonlijkheid niet sterk genoeg is om de traditioneele motieven om te vormen, tot persoonlijk eigendom te maken. Voor een danseres als Argentina is de traditie allerminst een belemmering; integendeel, de aanwezigheid van de onder het volk levende motieven is voor haar een noodzakelijke factor. Betooverend aan haar kunst is, dat men in haar dansen het ‘volksche’ nog proeft, zonder dat het zijn gewone zwaarte heeft; het ‘volksche’ is hier iets individueels geworden, maar zonder dat het daarom losgeraakt is van den oorspronkelijken bodem.

Daarbij komt, dat de dans van Argentina, ook waar motieven opduiken, die aan een bepaalde handeling of typeering herinneren (ik noem bijv. het stierengevecht-motief of de ‘Chula’ in ‘Madrid 1890’), toch altijd voor alles zuiver dans blijft; iedere toespeling op de ‘werkelijkheid’ blijft zeer gedempt, de pure bewegingsvreugde blijft steeds domineeren. Mij persoonlijk geeft het altijd een onaangename sensatie, als een danser (es) het pantomimeelement meer naar voren brengt dan het rhythme van den dans verdragen kan. Bij Argentina bewonder ik juist bizonder de strenge zelfbeperking ten opzichte van au fond gemakkelijke dramatische effecten; altijd is het de dans zelf, die den doorslag geeft. Dat moge aan den dans een zekere grens stellen, het is voor een Argentina een reden te meer om de gevarieerdheid in de nuance van het gebaar zelf te zoeken.

Men heeft gisteravond veel oude bekenden teruggezien, die eigenlijk nooit nalaten weer te verrassen. ‘La Garterana’ met de komische topzware bewegingen en ‘La Corrida’, de evocatie van het stierengevecht, worden hier al ‘herkend’ en (het spreekt vanzelf) gebisseerd. Een van de allerbeste dansen van het programma van gisteren is zeker ook de ‘Danse du Feu’ (de Falla), waarin de magische gebaren van het uitbannen der booze geesten zoo prachtig zijn gestyleerd tot een creatie van de sterkst-persoonlijke kracht. ‘Madrid 1890’ (voor het eerst in Nederland gedanst) stelt ook geenszins teleur, vooral ook omdat het ‘werkelijke’ motief hier zoo meesterlijk tot dens is omgewerkt. ‘Cordoba’ met den virtuoos bespeelden klokrok in zwart en wit; de uitdagende, sarrende ‘Sacro-Monte’; het kleine meesterstukje ‘Esquisse Gitane’ (M. Infante).... men kan moeilijk een opsomming geven, die geen onrechtvaardigheid inhoudt tegenover het verzwegene.

Argentina vond een uitverkocht huis, dat haar herhaaldelijk tot bisseeren dwong en haar na ‘La Corrida’, een ware ovatie bracht. Zij liet den uitstekenden begeleider, Luis Galve, die op zijn bescheiden manier het programma met eenige soli aanvulde, zeer terecht in de hulde deelen.

Prinses Juliana woonde de voorstelling bij.

M.t.B.