Yosche Kalb
Jiddisch Kunsttheater
Een evenement na het einde van het seizoen

Het is werkelijk een grandioze wereld, waarmee het Jiddisch Kunsttheater van Nieuw-York gisteravond een van den zomer vervulde zaal heeft overrompeld en zelfs herhaaldelijk tot spontaan applaus gedwongen; een wereld, waarvan de gemiddelde Europeaan en Hagenaar weinig weet, wier taal hij niet of nauwelijks verstaat, en die hij, na de opvoering van ‘Yoshe Kalb’ gezien te hebben, toch zonder eenig snobisme mag beweren nader te zijn gekomen. Het is een afgesloten stuk menschheid, dat in het Chassische Jodendom voortleeft, met een vitaliteit, die aan geheel andere riten en normen is gebonden dan de onze; maar het zijn in laatste instantie toch dezelfde passies en conflicten, waaraan men zelfs een zoo anders georganiseerde samenleving zonder mankeeren als even menschelijk als de eigen toevallige maatschappelijke verhoudingen herkent. En dit is ook de bijzondere verdienste van tooneelspelers als die van het Jiddisch Kunsttheater, dat zij in staat zijn uit de gebarentaal van een ons vreemd volksleven (die hun in het bloed zit) die elementen over het voetlicht te brengen, die den toeschouwer overtuigen van de authenticiteit dier gebaren. Er zijn onder deze acteurs enkele krachten van den allereersten rang; maar zonder uitzondering zijn zij (als ensemble) op het peil, dat men noodig heeft om de werkelijke sfeer te scheppen, vereischt voor zulk een moeilijke verbinding tusschen tooneel en zaal. Hoe gemakkelijk kan zulk een soort tooneel in een melodramatische ‘show’ ontaarden, of wegzinken in de troebelheid van goedkoope symboliek!

Daarvan nu is bij dit gezelschap nooit sprake. Naarmate de vertooning vordert, stijgt zelfs de dramatische spanning; men voelt langzamerhand allerlei weerstanden wegvallen, men went zelfs aan het Jiddisch, dat aanvankelijk aandoet als een volkomen onverstaanbaar taaleigen. En het slot van dit merkwaardig dualistische stuk: de zitting van het Hof, dat Yosche Kalb tot ‘gilgoul’ (een dolende ziel, die veroordeeld is kwaad te stichten) proclameert, is zóó aangrijpend door de wijze, waarop het al de spanningen van het voorafgaande in één ‘ahasverische’ ontspanning oplost, dat men niet anders kan doen, dan met de grootste bewondering van Maurice Schwartz en de zijnen afscheid nemen.

Het betreft hier een stuk, waarbij de taal vooral een emotioneele rol speelt (voor zoover men daarover kan oordeelen op grond van het weinige, dat men verstaat en de samenvatting in het programma). Zelden althans heeft men het gevoel, dat men iets ‘mist’, doordat men den begripskant van deze taal niet tot zijn beschikking heeft. Het effect van de taal als een symbool van het emotioneele, als een weerspiegeling van de gemoedsstemming en een onderstreping van de handelingen der menschen, berust voor een zeer groot deel op den klank, op het rhythme; op het gebaar van strottenhoofd en mondholte, zou men dus kunnen zeggen. Gecombineerd met de andere gebaren van het lichaam, is de taal zonder begrip duidelijk genoeg, om eenvoudige en zelfs hier en daar minder eenvoudige betrekkingen tusschen de menschen onderling te vertolken; wanneer men in het programma de hoofdlijnen van het gebeuren heeft bestudeerd, spreekt het tooneel verder voor zichzelf.

Een onzer medewerkers heeft in het Ochtendblad van 27 Juni reeds bijzonderheden meegedeeld over den inhoud van ‘Yosche Kalb’ en de typische moraal, waarvan het stuk een voortbrengsel is. Eenerzijds vindt men hier het Jodendom als het volkomen naturalistisch geteekende volk, met een door de wet gemodelleerd, maar daarom niet minder krachtig levensgevoel, waarvan de humor een van de meest karakteristieke eigenschappen is; anderzijds de mystische trek, die hier als een verderf brengend element verschijnt (men vergelijke het noodlot in de Grieksche tragedie) en nauw verbonden is aan de schending van de huwelijkstrouw. Curieuze antipoden zijn de door Maurice Schwartz met zooveel ritueel pathos en tegelijk stevige zinnelijkheid gespeelde Rebbe Melech, wiens late (en vierde!) huwelijk de oorzaak wordt van het conflict, daar zijn vrouw op den jongen Nakumtche verliefd wordt, en deze in bespiegeling verdiepte, vergeestelijkte Nakumtche (later bijgenaamd Yosche Kalb), die gedwongen wordt tot een verbintenis met de dochter van Rebbe Melech, waarvoor hij de verantwoordelijkheid niet dragen kan. De handeling is echter niet alleen hoofdzaak; de schildering van het milieu speelt een voorname rol, zoodat de befaamde eenheid van conceptie er lichtelijk bij inschiet. Nakumtche (een prachtige, beheerschte creatie van Lazare Freed), die een misstap begaat met de vrouw van Rebbe Melech, vindt men in het tweede deel van het stuk in een overeenkomstige situatie ten opzichte van de gedegenereerde Ziwya (magnifiek gespeeld door Anna Teitelbaum); hij is voor ons gevoel telkens dupe, maar juist als zoodanig wil dit stuk hem als een tragische verschijning. Die twee episoden zijn aan elkaar geschakeld door een bonte veelheid van ‘schilderende’ tafereelen, opgevuld met rabbijnen, bedelaars, vrouwen, smeden en andere personages, die ieder voor zich een levend wezen met een duidelijke individualiteit worden onder de regie van Maurice Schwartz en zijn onberispelijk werkenden staf. Er is in bijna al deze tafereelen iets van echtheid (misschien omdat de spelers werkelijk zoo dicht staan bij hun sujetten; soms wordt men aan doeken van Rembrandt herinnerd, en zeer zeker niet alleen door de baarden!). Bovendien verloopt het changeeren van het decor zoo vlot, dat het ‘schilderende’ karakter van het stuk nooit tot onnoodige en hinderlijke vertraging van het tempo leidt. Het decor, dat het midden houdt tusschen naturalisme en styleering, is bijna altijd een uitstekende aanvulling, terwijl de belichtingstechniek voortreffelijk klopt.

De zaal van den Kon. Schouwburg was gisteravond niet slecht bezet; maar men mag toch verwachten, dat zulk een belangrijk evenement als een optreden van dit Jiddische Theater bij de volgende voorstellingen veel meer publiek zal trekken! Zelfs de warmte kan geen excuus zijn voor onbezette plaatsen. Het applaus groeide trouwens reeds aan tot een ovatie; moge dat een gunstig voorteeken zijn voor deze tournee.

M.t.B.