La fin du monde
Comédie van Sacha Guitry
Alliance Française - Nederland-Frankrijk

De eerste vier letters van den naam ‘Guitry’ leveren tezamen het Nederlandsche woord ‘guit’ op; men zou bijna geneigd zijn daaraan een symbolische verklaring vast te knoopen, ware het niet, dat dit guitige in het Nederlandsch onmiddellijk schuin wordt en men er dus beter aan doet Guitry maar niet van zijn Fransche taaleigen te isoleeren. Want welk een verrukkelijk-paradoxale positie: deze vereenigingen ter bescherming van de Fransche cultuur, die tegelijk een vrijbrief geven om vrijuit te lachen om zeer scabreuze aardigheden, ditmaal zelfs in het geheel niets meer aan plastische directheid te wenschen overlatend! Wij trachten ons vergeefs ‘La Fin du Monde’ van Sacha Guitry voor te stellen in de Nederlandsche vertaling van Andries de Rosa en opgevoerd door het Nieuw Schouwtooneel met Ko van Dijk als Monsiegneur Le Landier; het spektakel, dat daarop zou volgen, is eenvoudig niet voor te stellen! ‘Heldenkermis’ zou er nog maar kinderspel bij zijn....

Men zie dit niet aan voor het begin van een zedepreek; het is slechts leedvermaak om den ernstigen, deftigen Hollander, die het patronaat van het Fransch noodig heeft om zich ronduit en in het openbaar te kunnen laten gaan bij een gewaagde grap.... en overigens zoo afkeerig is van dit soort ‘stoutmoedigheid’. De vreemde taal werkt hier als een aflaat; hoe heerlijk dus, dat er zulke vreemde talen zijn, als die, waarin de ondeugende Sacha zich uitdrukt!

‘La Fin du Monde’ heeft een minimum aan inhoud (zooals men reeds in onze courant heeft gelezen, speelt het stuk zich af op het kasteel van den duc de Troarn, die zich wegens financieele moeilijkheden verplicht ziet om betalende gasten te gaan herbergen), maar een maximum aan tooneelvuurwerk. De proloog, die in 1785 speelt en ons confronteert met den critischen duc de Troarn van die dagen en Benjamin Franklin, is niet erg noodzakelijk in het geheel, maar bij het vervolg, dat zich aan onzen eigen tijd houdt, komt de amusante tooneelrot Sacha Guitry in volle actie. De gasten, die de moderne duc ontvangt, brengen de noodige verwikkelingen in huis, ook in de slaapkamers natuurlijk. Guitry heeft een bijzondere virtuositeit bij het (volkomen tooneelmatig, maar steeds onderhoudend en geestig) typeeren van zijn personages; zijn streven is om geen moment leegte (kans op verveling!) te laten, en dat gelukt hem dan ook volkomen. Natuurlijk hangt er veel van het spel af; de tekst van ‘La Fin du Monde’ is voor alles een ‘handboek’ voor de vertolking, en die liet gisteravond niets te wenschen over.

Daar was in de eerste plaats een prachtige, een beetje ‘zijige’ duc de Troarn van Walther, celibatair en zorgeloos landeigenaar zonder angst voor den democratischen fiscus, hier vertegenwoordigd door een bijna duivelschenthousiasten deurwaarder-maitre d'hôtel (zeer gechargeerd, maar toch uiterst verdienstelijk gespeeld door Robert Seller). Bijzonder amusant was ook Monseigneur Le Landier (de bisschop, die nauw bij dit ‘hôtelplan’ is betrokken) van Jean Coquelin; iets onnavolgbaars op het gebied van de komisch geziene geestelijkheid, die op een eerbaar Nederlandsch tooneel ondenkbaar is. Josseline Gaël was als ‘nichtje’ Mimosa (men weet, wat een nichtje in dit soort stukken is) charmant; ook de beide andere dames, Jeanne Grumbach als een pittige oude marquise en Hélène Maïa als de huishoudster Amélie droegen door hun voortreffelijk spel veel bij tot het succes. Jean Peyrière en Henry-Houry creëerden resp. een geheimzinnigen M. Gaston en een dwazen Amerikaan, alleen Engelsch sprekend (echte truc à la Sacha Guitry).

De volle zaal heeft dus de noodige gelegenheid gehad om te lachen en daarvan ook behoorlijk geprofiteerd. Het mocht!

M.t.B.