De club der gangsters
Een spannende thriller
Bij het Hofstadtooneel

Er is eenig verschil tusschen theorie en practijk. Dat ervaart b.v. een schrijver van gangster-romans, wanneer hij in de onschuld zijns harten met zijn aanstaande vrouw een te huur staand huis binnentreedt om het te bezichtigen. Hij is immers de meest argelooze man, dien men zich kan voorstellen, want hij weet - in theorie - alles van de misdaad, drinkt een whisky op de misdaad, is, kortom, kind aan huis bij de misdaad.... nogmaals, in theorie. Want de heeren, die het argelooze paar welkom heeten, zijn regelrechte boeven, die juist zitten te broeden op een middel om een gevaarlijken politiespeurhond onschadelijk te maken. Een buitenkansje, dat hun de expert in het verzinnen van moorden in de armen loopt! Hij krijgt de opdracht om in luttele uren een perfecte manier te bedenken om den politieman uit den weg te ruimen.

Ziedaar de gegevens van een spannenden thriller; voor het duel tusschen aanvankelijk argeloos intellect en door lange ervaring getrainde revolvertactiek. Wie zal overwinnen? In deze wereld zijn het nu werkelijk eens niet de bruut en de revolver, maar de listen van den geest, d.i. van het brein, waarover de schrijver Wallace Porter beschikt, die met den buit gaan strijken. Hoe het duel wordt uitgevochten: daarover mag men niets verklappen, om den toekomstigen schouwburgbezoeker niet van te voren een deel van zijn amusement te ontnemen. Ik volsta er dus mee vast te stellen, dat ‘De Club der Gangsters’ een voortreffelijk specimen is van het genre en dat men tot op het laatste oogenblik in pijnlijke onzekerheid verkeert over de ontknooping, hetgeen de bedoeling is van de auteurs, die over een aardig stel boeven en een niet minder aardigen dialoog blijken te beschikken.

Het is mevr. Ranucci Beckmann wel toevertrouwd zulk een portie gangsterromantiek te regisseeren. De vertooning van het Hofstadtooneel is dan ook het stuk waardig. Paul Steenbergen als de argelooze Porter is zeer goed op dreef en een fraai mengsel van naïeveteit en uitvindersgenie, Emmy Meunier staat hem wakker ter zijde in den strijd om het bestaan in een levensgevaarlijk appartement. Onder de gangsters treft men Dirk Verbeek, die voor dezen keer zijn gentlemanschap heeft moeten verwisselen voor een bloedigen job; onder hem dienen een linke Gerhard Alexander, een zwartziende Jan van der Linden (de eenige, die er effectief het leven bij inschiet, en nog wel doordat hij zijn tanden moest poetsen), een zijige Eduard Palmers, een pootige Henk van Buuren en nog twee gemeene ploerten met schietgeweren. De handeling speelt zich af in de Nieuw-Yorksche voorstad Spuyten Duyvil, hetgeen voor ons Nederlanders op zichzelf al luguber genoeg klinkt.

Een avond van pretentieloos, maar werkelijk hoogst verdienstelijk amusement. Zeer hartelijk applaus en bloemen voor de eenige vrouw in het stuk, een griezelig spook van een huisbewaarster niet meegerekend.

M.t.B.