Vincente Escudero
Een gesprek met den Spaanschen danser
Spanjaard met Zigeunerbloed

WIJ ONTMOETEN Vincente Escudero, den Spaanschen danser, in de hall van een Haagsch hotel. Eerlijk gezegd: hij maakt niet den indruk van een Hagenaar te zijn, integendeel; de rustige sfeer van den residentiemorgen kleedt hem niet. Een paar vurige, zwarte oogen in een gezicht, dat ons doet denken aan onze jeugdverbeelding van Winnetou, het opperhoofd der Apachen; het zwarte haar in het midden gescheiden; een zakelijke, volksche verschijning; en last not least, een allercharmantst causeur, die in rad Fransch, doorspekt zoo nu en dan met Spaansche woorden, die dan weer levendige explicatie eischen, op amusante wijze vertelt van zijn leven en werken. Vincente Escudero heeft de gave van het woord, omdat hij zich niet met abstracties ophoudt, maar in een realistischen, plastischen stijl over zijn kunst, den dans, spreekt.

Tien dagen in opstandig Spanje.

Ons aanknoopingspunt is Argentina. Reeds in 1926 traden zij en Escudero samen op te Parijs in het Trianontheater; omstreeks dienzelfden tijd zagen wij Escudero ook voor het eerst in Nederland optreden, in het programma van het Theater Tuschinski te Amsterdam.

‘Ik had juist een nieuwe overeenkomst voor een tournée naar Amerika met haar gesloten,’ zegt Escudero, ‘toen ik, bij het overschrijden van de Fransche grens, het bericht van haar dood kreeg. Het trof mij minstens even zwaar als die andere tragische gebeurtenis: de burgeroorlog. Ik heb tien dagen van dien oorlog meegemaakt; ik kwam van Andalusië en was in mijn geboortestad Valladolid, toen de opstand uitbrak. Het duurde niet lang, in Valladolid tenminste, maar ik zat toch eenigen tijd opgesloten in mijn hotel.

Ik ben toen naar den gouverneur gegaan, heb hem mijn contract getoond en gezegd, dat ik naar Parijs moest om te repeteeren. Hij achtte dat blijkbaar een overtuigend argument, want ik kreeg een vrijgeleide en reed met een auto dwars door het land naar Navarre. Onderweg telkens schoten; de “paco's” zijn overal, ook in die gebieden, waar zoogenaamd rust heerscht.’

Wij vragen Escudero naar zijn standpunt in deze quaestie, maar hij wil, zooals het een danser betaamt, van politiek niets weten. Politiek is voor hem de vijand van de kunst; het zijn ‘les intellectuels ratés’ die aan politiek doen in Spanje, maar hij houdt er zich buiten. Desalniettemin toont hij zich, zoo en passant, geen vriend van de Catalanen; maar ‘en somme, la Catalonie c'est aussi de l'Espagne.’....

De gitanos.

Escudero heeft van moederszijde Zigeunerbloed in de aderen; zijn familie komt uit Granada, waar de gitanos zich sterk met de bevolking hebben vermengd. Het probleem van de taal en afkomst der Zigeuners houdt hem bezig, ‘Ik spreek de taal, ik ken de muziek en de dansen der gitanos door en door. Waar komen zij vandaan? Ik vond alleen in Britisch-Indië, merkwaardig genoeg, verwantschap, zoowel in woorden als in dansmotieven! Het ballet van Uday Shan Kar voel ik als verwant aan mijn kunst’.

Het woord ‘flamenco’, dat wij ons laten ontsnappen, brengt Escudero in volle actie.

‘C'est un mot fou’, volgens hem. ‘Ik gebruik het nooit op mijn programma's. Mijn hypothese is, dat de soldaten van Karel V, die uit de Vlaamsch-Nederlandsche gewesten terugkeerden, bepaalde bewegingen hebben meegebracht, die dien dwazen naam hebben veroorzaakt’.

Wij komen op zijn danstechniek terug.

‘Mijn genre is geheel verschillend van dat van Argentina’, zegt Escudero. ‘Zij had een bijna klassiek en individueel raffinement bereikt, terwijl ik mij meer aan den volksdans heb gehouden. Natuurlijk heb ik bijzaken, die mij niet lagen, verwijderd en persoonlijke motieven toegevoegd; maar vooral geen theatrale toevoegsels!’

In het land der blinden?

Zeven jaar werkt Escudero, naar hij ons vertelt, al samen met zijn partnerin Carmita Garcia. Hij is van plan in samenwerking met het blad ‘Comoedia’ ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling te Parijs een concours voor Spaansche danseressen te organiseeren.

- En de dansers? vroegen wij.

‘Ik ben de eenige’, zegt Escudero glimlachend, maar vol humor bedekt hij zijn eene oog en tracht ons duidelijk te maken, dat men in Spanje iets bedoelt, dat wij ook bedoelen, wanneer wij zeggen, dat in het land der blinden eenoog koning is.

Maar wij gelooven, dat zijn bescheidenheid nu wel wat ver gaat....

* * *

Hij zal hier en te Amsterdam resp. Donderdag 17 December in den Kon. Schouwburg en Vrijdag 18 December in den Stadsschouwburg dansen op composities van Albeniz, De Falla, Turina, Granados en Sentis. Tevens zullen meewerken de Spaansche danseres Carmita en Sabas Gomez, guitaar.