Ko van Dijk overleden
Een belangrijke figuur uit de tooneelwereld
Leider van het ‘Nieuw Schouwtooneel’

In den ouderdom van 57 jaar is gisteren de bekende tooneelspeler Ko van Dijk te Groet bij Schoorl overleden. De heer Van Dijk was volkomen gezond en had des middags nog een wandeling gemaakt. Zijn einde komt dus volkomen onverwacht.

Ko van Dijk werd 26 Maart 1881 te Amsterdam geboren. Hij bezocht van 1894 tot 1898 de tooneelschool, waar zijn bijzonder talent dadelijk de aandacht trok, en werd na afloop van zijn studietijd geëngageerd bij Het Nederlandsch Tooneel; zijn debuut was Van Schevickhavens ‘Zonsopgang’. Geruimen tijd heeft Van Dijk daarna te Amsterdam gespeeld; hij trad meer en meer op den voorgrond en kreeg rollen, die velen zich nog zullen herinneren: creaties in stukken van Shakespeare (zijn Othello is beroemd gebleven), Cyrano de Bergerac.

In 1915 kwam Van Dijk bij Royaards, waar hij bleef tot 1918; daarna volgde een kort intermezzo bij het gezelschap van Louis de Vries. Toen kwam de tijd van het Schouwtooneel; Ko van Dijk werd een van de belangrijke steunpilaren van dit ensemble, dat opgericht was door Adriaan van der Horst en Jan Musch. Tot 1933 heeft Van Dijk zich in dit verband onvermoeid aan de tooneelspeelkunst gewijd, en niet alleen als acteur, maar ook als regisseur was hij werkzaam; het uiteenvallen van het Schouwtooneel beteekende voor Van Dijk echter allerminst een dolce far niente. Hij nam met Frits Bouwmeester de leiding van het ‘Nieuw Schouwtooneel’; een troep, die grootendeels bestond uit vroegere leden van het Schouwtooneel, en voornamelijk de provincie ging bespelen. Het zijn met name de stukken van Antoon Coolen, die ten tooneele werden gebracht: ‘Kinderen van ons Volk’, ‘De Vreemdeling’, ‘De Klokkengieter’. In deze stukken speelde Van Dijk belangrijke rollen, die zijn temperament alle recht deden wedervaren.

* * *

In den laatsten tijd heeft men Ko van Dijk in de residentie niet dikwijls meer gezien. Ik zag hem voor het laatst als den pastoor in ‘Kinderen van ons Volk’: een rol, die zijn zware, robuuste gestalte met geweldige contouren sterk deed spreken. Maar uit den tijd van het Schouwtooneel zijn mij verschillende personages bijgebleven, waaraan Ko ven Dijk met zijn forsch spel leven wist in te blazen.

Ko van Dijk paste uitstekend bij den speelstijl van het Schouwtooneel; evenals Jan Musch was hij een acteur van onmiskenbaar, burgelijk-Hollandsch, weinig aristocratisch, maar zeer krachtig temperament. Het Schouwtooneel profiteerde van die eigenschappen, en wanneer Van Dijk de rol vond, die hem lag, dan wist hij werkelijk het hart van de toeschouwers zonder eenig valsch effect te roeren door zijn bewogen toon. Soms kon hij in het melodramatische overslaan, en dan bleek de natuurlijke beperktheid van zijn talent; als vrijwel alle tooneelspelers uit de school van het naturalisme met zijn inslag van romantiek was Van Dijk in menig opzicht een acteur ‘van den ouden stempel’, die in de overdrijving en het rollen met de oogen niet altijd bezwaar zag. Maar daar stond tegenover een hartelijke warmte, een overtuigde echtheid, een plotseling soms precies aangevoelde soberheid van expressie; eigenschappen, die Van Dijk verre boven de middelmaat verhieven en hem maakten tot een der representatiefste vertegenwoordigers van het ‘volkstooneel’ in den besten zin van het woord. Een van zijn rollen, die steeds de aandacht trok, was een creatie in ‘De Wolven’ van Romain Rolland; een opvoering, die echter niet in Den Haag te zien is geweest, en die ik dus pro memorie als een der jaatste tooneelgebeurtenissen uit Van Dijks leven vermeld.

Het Nederlandsche tooneel verliest in Ko van Dijk een belangrijke figuur, die het niet gemakkelijk zal kunnen vervangen.

M.t.B.