Loulou
‘Fric Frac’ van Ed. Bourdet
Hofstadtooneel

De weg van den directeur van het Hofstadtooneel gaat niet over rozen. Verleden jaar moest hij zijn seizoen buiten zijn eigen schouwburg openen met ‘Onschuldige Meisjes’; ditmaal is hem, om redenen die hier al uit den treure bespreken zijn, kort en goed verboden met het stuk van zijn keuze ‘uit te komen’. Het was een goed stuk: ik heb het destijds al gezegd, maar omdat er belangrijke problemen van eenigszins neteligen aard in werden aangeroerd, was het voor onze kinderkamer minder geschikt. Men zou Van der Lugt onder deze omstandigheden nauwelijks kwalijk hebben genomen, als hij met ‘De Twee Weezen’ het seizoen had ingezet; hij heeft echter gelukkig iets anders gevonden, dat weliswaar niet erg veel om het lijf heeft, maar het voordeel heeft van zeer onderhoudend en zeer onschuldig te zijn, al verplaatst de auteur, Ed. Bourdet, ons naar de Parijsche onderwereld. Eerlijk gezegd, ik had van Bourdet, den man van ‘La Prisonnière’ en andere ook al dubieuze stukken, niet iets zoo onschuldigs verwacht; geen wonder, dat alle censoren ditmaal hun zegen hebben gegeven!

Bourdet heeft als thema van zijn comedie de altijd pikante aanraking tusschen ‘fatsoenlijke’ en ‘onfatsoenlijke’ wereld gekozen. De fatsoenlijke is die van den gezeten juwelier en zijn dochter; de onfatsoenlijke is die van de ‘kraak’, de ‘sneezen’, de ‘klankers’ en soortgelijke bargoensche begrippen. Zij ontmoeten elkaar in de gedaante van Marcel, den employé van den juwelier en tevens den onvrijwilligen uitverkorene van diens dochter Renée, maar ook verliefd op Loulou, het kind der zonde, Marcel is fatsoenlijk, maar hij is tevens naïef, en als zoodanig een ‘tusschenpersoon’, in wien beide soorten moraal elkaar rendez-vous geven; hij is dus nog menschelijk genoeg om de goede kanten van het onfatsoen te kunnen inzien en men vermoedt tegen het einde van het stuk zelfs, dat hij, hoewel door Renée tot een huwelijk gedwongen, zijn hart toch zal blijven verpanden aan haar tegenspeelster op het onfatsoenlijke halfrond, Loulou, de vriendin der boeven.

De vijf bedrijven, die Bourdet met veel routine en virtuositeit weet op te vullen, zijn eigenlijk stuk voor stuk amusante snapshots uit de beide halfronden: het juwelierskantoor, het kroegje van de ‘onderwereld’, de ‘kraak’, etc., Marcel, Loulou, Renée en de linke Jo rollen door die bedrijven heen; zij beginnen met een ritje op splinternieuwe fietsen en eindigen in het kantoor van den juwelier, in een ietwat gedwongen, maar desondanks vermakelijk samenzijn. Renée jaagt op Marcel, Marcel jaagt op Loulou, Loulou jaagt op roode ruggen voor haar meid, die in het gevang zit; en Jo begeleidt een en ander met zijn philosophie, die ongeveer hier op neerkomt, dat allen voor het Laatste Oordeel gelijk zijn, de fatsoenlijken en de onfatsoenlijken, de eigenaars van de brandkast en zij, die het op de brandkast der eigenaars voorzien hebben......

* * *

Heeft het stuk amusante momenten in overvloed, de opvoering onder regie van Cor van der Lugt, weet er rijkelijk van te profiteeren. Bourdet weidt zoo nu en dan een weinig uit, vanwege de vijf bedrijven, maar dank zij de interpretatie worden zelfs die uitweidingen zeer vlot ‘overspeeld’. Het kwartet Renée-Marcel-Loulou-Jo heeft in Myra Ward, Theo Frenkel, Mimi Boesnach en Adolphe Engers, vier uitstekende interpretatoren gevonden, waarvan Frenkel ongetwijfeld de meest schakeeringen uit zijn rol weet te tooveren. Frenkel is een acteur, die zich nog steeds ontwikkelt, die steeds meer weet te bereiken met minimale effecten; men zie hem slechts in de scéne in het apachenkroegje, onschuldig, eerbaar, blij en gedupeerd! Myra Ward geeft vooral in het tweede bedrijf kittig en kattig tegenspel als de gehaaide juweliersdochter; Mimi Boesnach speelt een zeer goede Loulou, Engers een uiterst vermakelijken Jo ‘met de geknotte armen’.

Men ziet voorts de meeste leden van het Hofstadtooneel in gevaarlijke vermommingen. Anton Roemer en Hans van Meerten vertegenwoordigen als, juwelier en boekhouder het fatsoenlijk halfrond. Karel Brüchman heeft een en ander in verdienstelijke decors gestoken; alleen is zijn bosch met fietspaadjes in de eerste acte wat ongemakkelijk in de graszoden en wat slap in de boomstammen (hetgeen blijkt bij het parkeeren der rijwielen).

De voorstelling heeft een hartelijke ontvangst gekregen, die zij ook verdiende. Krachtig applaus en vele bloemen.

M.t.B.