Wederopvoering van ‘Nora’
Ibsen keert terug

De première van ‘Nora’, Ibsens indertijd zoo geruchtmakende tooneelstuk, brengt ons plotseling een merkwaardig feit in gedachten: dat Ibsen zoo goed als verdwenen is van de hedendaagsche planken. Hij draaide ons, gelijk op het plaatje, zijn rug toe en wandelde weg naar het verleden; om echter (eveneens gelijk op het plaatje) met zijn markante bakkebaarden en hoogen hoed in het jaar 1938 bij het Hofstadtooneel weer terug te keeren. Zou dat op een Ibsen-renaissance wijzen? Het zou wat voorbarig zijn dat aan te nemen, maar in ieder geval verdient de wederopvoering van ‘Nora’ als een symptoom te worden vermeld.

Zooals men misschien weet, heeft Ibsen dit stuk (in 1879 verschenen) zelf nooit openlijk als een partijkeuze in 't vrouwenvraagstuk erkend; maar dat neemt niet weg, dat ‘Nora’ zich volkomen aansluit bij de opkomende beweging voor vrijmaking van de vrouw. De probleemstelling is zoo, dat men het ‘geval’, ook al heeft het zuiver psychologische kanten (de karakters van Nora en Helmer tegenover elkaar) moeilijk anders kan opvatten; men zou eventueel ook den man in de positie van Nora, het wezen met recht op eigen leven, kunnen plaatsen, maar dan zou het drama totaal van karakter veranderen; het zou losgemaakt moeten worden van de sociale quaestie, waaruit het voortkwam, en vermoedelijk zou het stuk er dan niet meer uitzien als een stuk van Ibsen.

Nora heeft een heele Nederlandsche tooneelgeschiedenis, die wij hier niet zullen recapituleeren, in afwachting van de opvoering van morgen. Er zal bij de bespreking van de première trouwens ook gelegenheid zijn nog een en ander over de figuur Ibsen in het midden te brengen.

M.t.B.