Argentinita
Pilar Lopez en Antonio Triana
Dansavond Kurhaus

De levensgeschiedenissen der Spaansche danseressen lijken erg veel op elkaar, wat de uiterlijke gebeurtenissen betreft. Zij dansen allemaal bijna nog eer zij loopen geleerd hebben (Argentina zelfs voor haar geboorte, omdat haar moeder danseres was), zij treden dan op in volksetablissementen, om vervolgens over te gaan naar het podium der ‘elite’, en daarbij blijven zij steeds in contact met het Spaansche volk en den Spaanschen volksdans, door hun land geregeld te bezoeken en er de dansen te bestudeeren. Tot dusverre klopt het logboek van Argentinita dan ook vrijwel met dat van Argentina; maar verder (geoordeeld naar stijlkenmerken dus) is de overeenkomst tusschen de overleden danseres en degene, die een eenigszins overeenkomstigen naam draagt, minder groot. Zonder eenig kwaad te willen zeggen van Argentinita, moet men toch opmerken, dat zij Argentina niet uit de herinnering verjaagt; zij is een zeer geschoolde, zeer geraffineerde en bovendien beminnelijke kunstenares, maar iets als de beroemde ‘Danse du Feu’ heeft zij ons gisterenavond niet laten zien. Alweer: dit is geen verwijt, maar slechts een diagnose. In wijlen Argentina was de persoonlijke styleering zoo volmaakt, dat zij een unieke figuur werd; Argentinita is een knappe, joyeuze Spaansche danseres, wier register echter beperkter is (althans voorzoover één programma het recht geeft daarover te oordeelen). Zij staat stellig dichter bij ‘het volk’, al zou men er verkeerd aan doen het individueele raffinement bij haar te onderschatten; men krijgt in haar dansen dus meer ‘folklore’, ook meer ‘tooneel’; het samengaan van dans en zang is reeds een teeken van ‘volkscher’ mentaliteit, Argentinita's kunst heeft bovendien een zinnelijken accent en is meer ‘op den man af’ (men kan deze uitdrukking ditmaal gerust zeer letterlijk opvatten), zonder overigens vulgair te zijn; daarvoor staat de knappe en streng beheerschte techniek borg. Deze eerste dansavond in Den Haag heeft Argentinita dan ook een groot succes bezorgd; haar dansen is een stuk Spaansche volkscultuur, waarvan ontegenzeggelijk een bijzondere bekoring uitgaat.

Het temperament en de humor wisselen elkaar af; niet in het minst in den humor heeft Argentinita een zeer eigen stijl; ik denk bv. aan de preutsch en stijf gedanste ‘Mazurka de la Verbena de la Paloma’, waarin de jonkvrouwelijke ingetogenheid bijna hypocrisie wordt, en de tegelijk temperamentvolle en humoristische tango's van Cadix!

De twee dansers, die Argentinita vergezellen (het lijkt mij wat vreemd, deze beide menschen als een ‘Andalusisch ballet’ te annonceeren), staan zeker op hetzelfde peil. Pilar Lopez is een uitstekende vrouwelijke collega, waarvan men met genoegen een sterken dans als ‘Goyescas’ noteert (het raffinement der castagnetten!); en Antonio Triana behoort tot de zeer ‘volksche’ dansers, wier genre Escudero tot een hoogtepunt opvoert; met dat al beschikt ook Triana over een respectabel voetenwerk en een vooral komische expressiviteit. De samenwerking van Lopez en Triana in de ‘Danse no. 11’ (Granados) en de ‘Farruca’ behoort tot de beste momenten van den avond, terwijl de ‘Danse Castillane’ van Argentinita, Lopez en Triana samen (een burleske boerendans) niet ten onrechte gebisseerd moest worden.

Het accompagnement berustte bij den pianist Manuel Infante (die ook een zijner eigen composities heeft gespeeld) en den guitarist Carlos Montoya. Er gaat ongetwijfeld groote charme uit van het ‘inheemsche’ guitaar-accompagnement, vooral wanneer het in handen is van zulk een virtuoos als Carlos Montoya; men zou het alleen een iets intiemer sfeer gunnen dan de groote zaal.

A.s. Zaterdag treden Argentinita en haar partners nogmaals op, met een geheel nieuw programma. Aan belangstelling zal het, gerekend naar de opkomst van gisteravond, wel niet ontbreken.

M.t.B.