Sara Simpel ‘Hoeden’
Blijspel van A.A. Milne
Residentie Tooneel

‘Het gevoel voor humor is de vloek van het Angelsaksische ras’, laat de schrijver Milne in dit zijn jongste blijspel een zijner personages (niet geheel ten onrechte) zeggen; maar het is een weinig ondankbaar zooiets op te merken, als men het zelf juist van dien humor moet hebben en zonder dat.... nu ja, zonder dat niet zoo bijzonder veel zou hebben overgehouden. Want ‘Sara Simpel Hoeden’ dankt zijn vermakelijkheid en zijn succes voornamelijk aan den onuitputtelijken en echt Angelsaksischen humor van Milne, die kans ziet een geschiedenisje dat in het eerste bedrijf moreel al beslecht lijkt (en later ook blijkt) drie bedrijven lang heel vlot gaande te houden door een even onuitputtelijk gevarieerden dialoog. Dat is een kunststuk, want zoodra Sara Simpel, de vrouw van William Bendish, die hem acht jaar geleden verliet, dezen William (alias Bill) in de armen van mevrouw Bell - Mason aantreft, begint men al te vermoeden, dat zij het van die tamelijk pretentieuse mevrouw zal winnen en Bill weer in het oude huwelijksspoor terugbrengen. Dat komt ook uit, al gaat de reis over vele stations, en al loopt hun nog een raar tweelingpaar voor de voeten, dat, zooals het ‘de hedendaagsche jeugd’ betaamt, anders denkt over het leven dan vorige generaties.

De bekoring van het stuk moet men dus niet in een overmaat van verwarrende handeling, maar in den door Milne zoo ondankbaar beoordeelden humor van den dialoog zoeken; die dialoog, hoewel zuiver binnen de grenzen van het blijspel gehouden, is inderdaad amusant en gewiekst van het begin tot het eind, zoodat de wat gerekte actie er behoorlijk door wordt verlevendigd. Men doet er het best aan, ‘Sara Simpel’ en haar hoedenzaak, die zij voor Bill weer zal opgeven, te beschouwen als een September-hors d'oeuvre, in afwachting van substantieeler kost.

Dit kan men zich te meer veroorloven, omdat het geval uitnemend gespeeld wordt. Jan C. de Vos heeft bij dit gezelschap een emplooi gevonden, dat hem vermoedelijk beter kansen zal geven dan hij dikwijls had; zijn William Bendish, type van den onzekeren, vertroetelbaren en enfant-terribeligen blijspelman, is reeds een alleraardigste creatie, waardoor de toeschouwer bepaald verteederd wordt voor het mannelijk geslacht. Een dergelijk rolletje zou zonder zulk genuanceerd spel trouwens niet zoo amuseeren als het nu doet. Evenveel lof kan men hebben voor Mimi Boesnachs geestige Sara, die bij De Vos niet achterblijft, terwijl Mieke Flink - Verstraete, nog iets te declameerend soms, toch ook een aardige ‘tegenvrouw’ te zien geeft. Het duo der dwarskijkende tweelingen (te oppervlakkig-grappig door Milne getypeerd overigens om veel gewicht in de schaal te kunnen leggen) wordt door Guus Oster en Caro van Eyck met.... homor gespeeld. Ben Groenier is zeer te waardeeren als de bleeke, maar in detectiveromans doorknede kellner van het rendez-vous-oord, waar Bill en Sara van een ontworpen scheidingsplan langzamerhand een hereeniging maken. Aan de regie van Bets Ranucci-Beckman is een avond van knap samenspel te danken.

Het publiek heeft zich kennelijk geamuseerd en de met bloemen gehuldigde spelers hartelijk toegejuicht.

M.t.B.