Le Cap des Tempêtes
Tooneelspel van Henry Bernstein
Galas Karsenty

In het programma van ‘Le Cap des Tempêtes’ vond men gisteravond een opsomming van alle der dramatische werken van Henry Bernstein, den vruchtbaren auteur, wiens vruchtbaarheid, blijkens die lijst reeds dateert van voor 12 Juni 1900, datum, waarop zijn stuk ‘Le Marché’ in het Théâtre Antoine ten doop werd gehouden. Acht en dertig jaren is de heer Bernstein dus al ‘in het vak’ met een oeuvre, dat Shakespeare quantitatief op zij streeft en hij heeft in die jaren heusch niet stilgezeten; er zijn maar enkele gaten in deze tooneelcarrière, die steeds meer is gaan uitmunten door een groote regelmatigheid. Een nijver arbeider dus in den wijngaard der passie, de heer Bernstein; een knap vakman, die blijkens ‘Le Cap des Tempêtes’ nog steeds nieuwe variaties weet te bedenken voor het speciale mondaine publiek van Parijs, dat in zijn problematiek de opperste wijsheid waant te verlangen, want in de serie van 1900 tot 1937 is ‘Le Cap des Tempêtes (fraaie symbolische titel!) nog lang het slechtste stuk niet; het is allerminst origineel, maar er is een massa spanning in verwerkt en daarvoor komt men tenslotte naar Henry Bernstein kijken.

De oudere man, (le docteur Ménart) wordt hier door Bernstein gesteld tegenover de oudere vrouw (Claire Didier); men zou interessante conclusies kunnen probeeren te trekken uit de rol, die de zelf nu al wat oudere Bernstein (hoezeer ook nog bekwaam in het duelleeren) aan deze Ménart toebedeelt. De vijftiger Ménart immers wordt ‘veroverd’ door Diane, de dochter van Claire Didier, aan wie oude gevoelens hem bonden; Diane verbreekt haar verloving met den haar betrekkelijk onverschillige Jacques Aubernon, zij wordt de maïtresse van Ménart die de ‘verovering’ accepteert, omdat ook hij van Diane houdt. De ontdekking van deze verhouding, die in een huwelijk zal worden omgezet, brengt Claire tot razernij; zij ziet haar platonisch gekoesterden ouden vriend door haar dochter geroofd, zij vervloekt hem in een hartstochtelijke scène. Ook Diane heeft echter een mensch beschadigd; een ander personage, echt in den stijl van Bernstein, Bertrand Mester, is haar dupe, of liever de dupe van het noodlot, dat al deze wezens omvangt.

‘Le Cap des Tempêtes’ is een stuk in vijf bedrijven, en de compositie telt eigenlijk drie ontknoopingen: 1e de ontknooping tusschen Ménart en Aubernon, 2e de ontknooping tusschen Ménart en Claire Didier, 3e de ontknooping tusschen Mester, zijn vrouw en Diane (voor de derde ontknooping heeft Bernstein ons nog even naar Marokko verplaatst; zij hangt er een weinig los bij). Aan spanningen is hier dus geen gebrek. Overigens hebben wij hier de gewone menschen en intriges, zooals Bernstein ze altijd vertoont: mengsel van psychologie en melodrama, ontstaan uit een geisoleerde verbeeldingswereld, waarin geldquaesties, ambtsbezigheden en sociale problemen alleen een decoratief plaatsje innemen, zoodat de bewoners van dit tooneelland zich geheel aan de administratie van de passie kunnen wijden. Deze verbeeldingswereld is mythologie, zij berust op de mythe van de passie, waaraan men in sommige mondaine kringen nog altijd gelooft als aan een dogma; zij is geraffineerd en onnoozel tegelijk, en het hangt sterk van iemands stemming af, hoe hij op de producten van Bernstein reageert. In ieder geval kan men er de routine en de vindingrijkheid steeds weer in bewonderen; en dan te bedenken, dat Bernstein reeds voor mijn geboorte begon met dit zijn ‘vak’ te beoefenen..

* * *

Als gewoonlijk hebben de Parijsche acteurs hun Berstein voortreffelijk vertolkt. Men krijgt voor dit soort problematiek ook een speciale soort speeltechniek, een speciaal dramatisch accent in een zwaren ernst, dat plotseling kan worden afgewisseld door een luchtiger intermezzo, als Bernsteins routine dat zoo eischt. Wat een charmante oudere heer is b.v. niet Jean Worms als Ménart; hoe beheerscht en soepel is niet zijn reageeren op de verovering door de even charmante jeugd van Diane (Jeanine Crispin)! Wellevendheid en passie vinden elkaar bij dezen acteur in een synthese, zooals die in het werkelijke leven helaas te zelden voorkomt. Een uitnemende rol is voorts de Claire Didier van Betty Daussmond: de oudere vrouw zonder sentimentaliteit en overdrijving gespeeld, koel en nuchter in haar bestaan met een laatste, vergeefsche illusie. Minder overtuigend leek mij de Jacques Aubernon van Alfred Adam, die vooral in de scène met zijn mededinger Ménart te mat was; knap en scherp getypeerd daarentegen Marcel Oger als Bertrand Mester (verdienstelijk gesecondeerd door Geneviève Craffe als Andrée Mester). Een bijzonder aardige creatie is het rolletje van den patient, die op Ménarts spreekuur verschijnt (Georges Pally); men ruikt daar met pleizier even een stukje tooneel-om-het-tooneel!

Een volle zaal was aandachtig bij Bernsteins problematiek van ouderdom en jeugd.

M.t.B.