Dansavond Darja Collin
Met medew. van Edmee Monod de Froideville
Kon. Schouwburg

Van het dansen van Darja Collin gaat iets uit; dat mag men wel vooropstellen, want het is een van de voorwaarden voor goed dansen, dat de toeschouwer ‘partijdig’ wordt. Het is bovendien weinig gecompliceerd wat de choreographie betreft, doorzichtig, gracieus, vaak geestig, soms ook een tikje onbeduidend. De keerzijde van de medaille der ongecompliceerdheid is nu eenmaal de onbeduidendheid, maar men kan dat tegenover zulk muzikaal en soepel dansen vrij gemakkelijk over het hoofd zien, aangezien er in deze manifestatie van kunst altijd een element van zuiver ‘amusement’ steekt; tot dit soort amusement kan men gelukkig nog een groot deel van de danskunst rekenen, dat niet door pretentieuze theorieën in een philosophische uiting is omgezet. Sommige dansen van Darja Collin zijn in hooge mate amusant, zooals b.v. de alleraardigste en perfect beheerschte ‘Galop’, waarmee het programma besluit (de geprononceerde groteske ‘Such is life’ lijkt niet zoo spontaan); andere, zooals de etherische ‘Cinq Valses Nobles et Sentimentales’ (Ravel), hebben de charme van een zwierig en toch sober rhythme; de kant van onbeduidendheid, onpersoonlijkheid komt het meest naar voren in een overigens heel knappe en virtuose ‘Jota de Laina’ (castagnettendans) en een weinig overtuigende ‘Bergerette’ (Chopin). Maar al deze dansen hebben gemeen een natuurlijk danstemperament en een geraffineerde techniek, ondersteund door even geraffineerde costumes.

Niet altijd, of liever heel zelden wordt de beste dans van een programma gebisseerd. Dat was ongetwijfeld ‘Idool’ op muziek van Satie; in dezen door Oostersche motieven geïspireerden, maar volkomen persoonlijk eigendom geworden dans, met de slangachtige, glijdende bewegingen der zwaarberingde armen, overtrof Darja Collin zichzelf. Ook de ‘Danse’ van Debussy vond in haar choreographie een prachtig rhythmisch tegenwicht.

Edmee Monod de Froideville betoont zich in dit programma wederom een zeer talentvolle leerling van mevr. Collin, die het luchtige en gracieuze genre zeker niet minder knap tot zijn recht laat komen. Een deel van haar dansen behoort weliswaar tot de soort, waarbij men in de zaal ‘schattig’ hoort fluisteren (en meer dan fluisteren): zoo b.v. de ‘Variations Classiques’, ‘Schön Rosmarin’, ‘Mazurka’ (Chopin) en ‘Ecoissaises’ (Beethoven); maar een ‘Polka 1900’, naar Degas, is toch wel wat meer en bewijst het kunnen van deze jonge danseres duidelijk genoeg. Men mag de beste verwachtingen van haar koesteren.

Het optreden van Mile Yovanovich moest door ziekte vervallen. Hetgeen aan het succes geen schade heeft gedaan, want zoowel Darja Collin als Edmee de Froideville moesten de enthousiaste klappers door bisseeren tot bedaren brengen. Alexander Lubinsky accompagneerde verdienstelijk.

M.t.B.