Hekel- en lofzang in Cabaretformaat
Alice Dorell, Cilli Wang, Herbert Perquin, Wim de Vries

De vier ‘kleinkunstenaars’, die elkaar voor een deel van het cabaretleven gevonden hebben, zijn in deze formatie nog niet eerder opgetreden; maar gisteravond is gebleken, dat de combinatie deugdelijk is en alle kiemen in zich bergt voor een eclatant succes. Een ‘viermanscabaret’ (waaronder twee vrouwen, die er het belangrijkste aandeel in hebben) moet over qualiteiten beschikken, wil het in staat zijn een heelen avond te boeien; en dat hebben Alice Dorell en Cilli Wang met hun mannelijke collega's werkelijk weten te bereiken. Dit programma cabaretkunst stond op een goed niveau; het was ‘licht’, maar niet onnoozel, het was amusant, maar niet ‘lollig’. Wij weten dat te waardeeren; het genre van ‘Die Pfeffermühle’ wordt door deze menschen verdienstelijk voortgezet, en zij kunnen zich te meer op deze afstamming beroepen, omdat één hunner uit dat te vroeg gestorven ensemble afkomstig is.

Zij was, moeten wij er dadelijk aan toe voegen, de ster van dezen avond, Cilli Wang. Met een paar ovaties, die klonken, heeft het publiek deze even origineele als technisch knappe danseres van grotesken verwelkomd en na haar allerbeste creaties zelfs herhaaldelijk teruggeroepen; en het zal menigeen aan het hart gegaan zijn, dit zij den kostelijken ‘Dwergendans’ (even herinnerend aan den dans met de broodjes van Chaplin, uit ‘Gold Rush’) niet bisseerde. Cilli Wang heeft, behalve met eenige uit het programma van ‘Die Pfeffermühle’ bekende dansen, met haar nieuwe scheppingen veel eer ingelegd; met den ‘Gummisoldaat’, den genoemden ‘Dwergendans’ en niet het minst met den dans met partnerin (pop). Wat Cilli Wang bovendien door een sober gebruik van het woord weet te presteeren, bleek wel uit het rappe ‘Detectiveverhaal’, combinatie van lichaamsbewiging en taaloffensief, en de dienstbodenballade ‘Zezilie muss die Fenster putzen’.

Ook haar werkelijke partnerin, die allesbehalve een pop is, Alice Dorell, heeft in dit programma een zeer goeden avond. Zij is veelzijdig in haar uitgebreide repertoire, verstaat uitstekend de kunst der satire (‘Der Vamp’ is daarvan een aardig voorbeeld), weet zich onder allerlei schijngestalten over de planken te bewegen, slaat een wel eens wat rhetorisch politiek geluid aan (in het knappe chanson ‘De Jongleur’ echter op zijn plaats), spreekt bovendien met gemak Nederlandsch naast Duitsch, en dicht haar eigen teksten. Een te veel is haar eerder te verwijten dan een tekort; men zou de nummers hier en daar wel wat kunnen besnoeien; maar overigens, een compliment voor het gebodene, waaronder de zg. Struisveerenfinale, die op een geestig liedje over de vrouwelijke brandweerlieden neerkomt, tot het beste behoort.

In Herbert Perquin ontdekte men een origineel slag conférencier, die werkelijk iets ongebruikelijks verricht op deze plaats; hij treedt nl. op als een serieus man, die het midden houdt tusschen een dominee en een doodbidder, en hij lacht evenmin als Buster Keaton. Dit genre is geen slechte vinding, en ook is Perquin een man, die een chanson met talent weet voor te dragen. De pianist Wim de Vries begeleidt soepel en draagt het zijne bij tot het ‘kloppen’ van dezen avond cabaret, waarover het talrijke publiek in Diligentia gisteren terecht ostentatief zijn tevredenheid betuigde.

M.t.B.