Kurhaus Cabaret
RevueC'est l'Amour
Rudolf Nelson en Fientje de la Mar

Men moet er wel even aan wennen, dat de vertrouwde Louis Davids er dit jaar niet is, dat er met hem een stuk onvervangbare Nederlandsche en Jordaansche sfeer ontbreekt.... en dat de prentverbeeldingen, die nog uit den tijd van den wereldoorlog stamden, met Tommies en champagneglazen erop, plaats hebben moeten maken voor moderne foto's. Conservatief van aard als wij zijn, pinken wij even een traan weg, maar wij worden spoedig getroost door den man, wiens naam nòg oudere oorlogsherinneringen wekt, n.l. aan Trafalgar en Aboekir: Rudolf Nelson. Schuld heeft hij aan deze slagen waarschijnlijk niet, want hij troont met een ondoorgrondelijken glimlach achter den vleugel, als de componist en manager, een ware man des vredes. Zijn revue is als gewoonlijk tip top verzorgd en dat zij ditmaal den naam draagt van ‘C'est l'amour’ is vermoedelijk niet veel meer dan een toeval. Een cabaretrevue moet nu eenmaal een naam hebben, evenals een groote revue en er moet een dun draadje door loopen, dat is alles. Of liever: dat is nog niets, want de inhoud moet het doen en niet het draadje.

Behalve de in stilte tronende Nelson, die bijgestaan wordt door Cor Lemaire als pianist en het orkest van Jetty Cantor, is een onmiskenbaar leidende figuur de actieve conférencier Karl Farkas, die een zeer goed conférencier is, al kan hij Davids niet geheel vervangen. Farkas vertoont bovendien een zeldzame slagvaardigheid in het voor de vuist weg dichten; een slagvaardigheid, die mijn argwaan jegens de poëzie weer eens heeft versterkt. Als het zóó gemakkelijk gaat.... Maar misschien gaat het bij de echte dichters niet zoo gemakkelijk; en Farkas heeft geweldig succes met zijn systeem. Naast hem onderscheiden wij o.a den amusanten Kurt Lilien, ook al een oudgediende van de kleinkunst, de ietwat sloome (maar bij nader inzien Garbo-achtige) Fritzi Schadl, het ‘ondeugende nest’ Evelyn Barring, reeds bekend uit de Fritz Hirsch-operette en het populaire duo Liesl Frank - Otto Aurich, dat niet al te veel kansen krijgt ditmaal. De sketches zijn doorgaans ook van de betere soort, zoodat men van Nelsons revue in haar genre eigenlijk slechts goeds kan zeggen. Het nummer met de fantastische lantarens is wel het hoogtepunt van de regie.

De combinatie van Nelson met Fientje de la Mar is ook niet slecht uitgezocht. Men heeft opnieuw gelegenheid om te constateeren, dat Fientje de la Mar een zeer gevarieerd talent heeft en ook 'n groote virtuositeit is tevens, dat zij het er in het ‘serieuze’ levensliederlijke genre soms wat al te uitbundig-dik oplegt, verlokt door haar eigen stem. De beste dingen presteert Fientje de la Mar m.i., wanneer zij zich niet al te tragisch laat gaan en in sommige satirische nuances is zij bepaald onverbeterlijk.

Er zit een uiterst vlot tempo in dit aardige programma en de gasten worden, zooals dat behoort, de deur uitgezet met een lied op Scheveningen, dat bijzonder in het gehoor ligt. Gisteren, bij de première was er bovendien een rijke bloemenhulde, zoodat het lang duurde, eer het gordijn voor het laatst dicht ging.

M.t.B.