School voor Vrouwen
‘L'Ecole des Femmes’ en ‘La Critique’
Nederlandsch Tooneel

Molières ‘vrouwenschool’ blijkt ten zeerste de moeite van het weerzien waard. Het is in de eerste plaats altijd een waar genoegen de voortreffelijke, elegante compositie van zoo'n voor het tooneel ‘geïnstrumenteerd’ geval te beluisteren: Een zuiver muzikaal genoegen, zou men willen zeggen. En door die speelsche muziek wordt een psychologisch conflict gedragen, dat, zooals alle conflicten bij Molière, algemeen is en toch niet alleen maar ‘typisch’; De menschen hebben hier hun volle geldigheid van wezens met instincten en zij gehoorzamen toch aan een cultuurwet, die wij niet meer kennen. Bijzonder amusant is in ‘L'école des Femmes’, het parallelisme tusschen de gave onschuld van Agnès - iets paradijsachtigs - en de plompe soliditeit van haar beschermer Arnolphe, die haar wil trouwen, maar telkens bewijst achter zijn noodlot aan te loopen. Hij wil niet cocu worden, maar alles drijft hem in die gevaarlijke richting; het gevaar wordt hem steeds maar weer verteld door zijn medeminnaar, die hem niet kent als concurrent; hij beraamt steeds maar weer plannen om dat noodlot in te halen en onschadelijk te maken - het lukt hem niet. De sfeer waarin zich deze handeling afspeelt, is al bijzonder geschikt om den toeschouwer af te leiden van het oorlogsgedaver om hem heen; men bevindt zich voor eenige uren geïsoleerd op een eiland van conflicten, die behooren bij een solieder georganiseerde maatschappij dan de onze, maar een, die niettemin voorzien was van dezelfde hartstochten. Dat is veel waard: Men weet met Molière onherroepelijk in een andere wereld te zijn en men heeft toch allerminst het gevoel, dat zijn psychologie verouderd is.

Dat men met zooveel pleizier naar ‘L'Ecole des Femmes’ kijkt, komt echter niet in de laatste plaats door de intelligente regie van Defresne en het echte Molière-spel der voornaamste personages, waarop men alleen kan aanmerken, dat zij in de laatste acten soms niet rolvast waren. Ank van der Moer trof als Agnès onovertrefbaar den onschuldigen paradijstoon van het meisje, dat niet anders doet dan de ‘lessen’ opvolgen en zich in precies de omgekeerde richting ontwikkelt als haar beschermer beoogt; een werkelijk overtuigende, schelmsche en toch menschelijke rol, die door Anton Roemer met alle zelfvoldane systematiek van den bezitter-man werd aangevuld. De vraag blijft, wie hier eigenlijk opgevoed wordt, de onschuldige maagd of de man met de domme principes! En dit heeft het samenspel van Ank v.d. Moer en Roemer uitstekend.... in het midden gelaten. Palmers als Horace was iets meer blijspelachtig; een pittig duo van knecht en meid kwam voor rekening van Piet Rienks en May Vollenga, Louis van Gasteren vertegenwoordigde de sceptische reserve van Chrysalde, Hans van Meerten, Jo Sternheim en Jaap v.d. Poll verzorgden de kleinere rollen. Een aardig decor van Karel Brückman.

* * *

Na de pauze heeft men de nog luchtiger, maar als ‘gezelschapsspel’ nog steeds zeer onderhoudende ‘Critiek op de School voor Vrouwen’ gespeeld, waarin Aline Markus, Ank van der Moer, Mies Elout, Piet Rienks, Jacques Snoek, Ed. Palmers en Henry Emmelot wat vuurwerk konden afsteken (ook hier eenige haperingen in de memorie!) Het publiek heeft zich met beide vertooningen terecht zeer goed geamuseerd en daarvan getuigd door zijn hartelijk applaus. Molière is verre van dood!

M.t.B.