Nieuwe Uitgaven, Eskimoliederen

Eskimoliederen, opgeteekend en ingeleid door William Thalbitzer, (uit het Deensch vert. door Anne Posthumus). C.A. Mees, Santpoort 1933.

De naam ‘Eskimo’ is zooals Thalbitzer in zijn voorwoord bij deze uitgave opmerkt, niet de oorspronkelijke naam voor de bevolking van Groenland; de jezuïeten noemden aldus de inboorlingen van Canada (‘Esquimaux’), terwijl de Eskimo's zichzelf aanduiden met den complimenteuzen naam ‘Inuit’, d.i. ‘de eigenlijke menschen’. Wat Thalbitzer van een groep dezer ‘Inuit’ aan volkspoëzie heeft opgedolven en bewerkt (het geldt hier speciaal den pas pl. m. 1885 ontdekten stam der Ammassalik-Eskimo's aan de Oostkust van Groenland), geeft een beeld van een geïsoleerd volkje, levend in een milieu met heel weinig varieerende objecten: de kajak, de robben, den trommelzang (de ‘poësie pure’ der ‘Inuit’).

Bij de dubbele vertaling gaat uiteraard veel verloren; maar ook al verliezen deze liederen het oorspronkelijke karakter van primitieve begeleiding der dagelijksche gebeurtenissen, zoodra men ze zonder de atmosfeer afdrukt, zij houden nog genoeg over om ons een indruk te geven van het monotone en toch bewogen rhythme eener Eskimo-maatschappij, zoowel de sociale als de religieuse factoren komen in dit smakelijk uitgegeven boekje duidelijk naar voren; sociaal gesproken, geeft de Eskimo het typisch voorbeeld van een vreedzame samenleving in weinig gecompliceerde formaties, terwijl zijn religie hoofdzakelijk animistische invloeden verraadt: om den ‘angakok’ (den priester, geestenbezweerder) groepeeren zich de ritueele handelingen.

Vermakelijke staaltjes geeft Thalbitzer van de liefdesverhoudingen der Eskimo's. Hier volgt een Eskimo-variatie op het thema My lips betray:

 
Wanneer Maitag eenmaal een vrouw neemt, dan, voorwaar ja, wil 'k hebben een bijzondere vrouw.
 
de groote heerlijke Ose
 
met de heerlijke grote zuigtuit.
 
Alleen al bij de gedachte krijgen mijn lippen terstond den vorm van een zuigtuit.

Bijzonder belangrijk voor de kennis van de magische levensbeschouwing der Eskimo's zijn ook de door Thalbitzer vertaalde tooverformulieren, waarmee de geesten moeten worden opgeroepen of bezworen, en die dienst doen om den zeehond te lokken, zooals het volgende voorbeeld bewijst:

 
éa-éa.
 
Waarnaar ruik ik?
 
Waarnaar stink ik?
 
Ik ruik als een oude klapmuts,
 
ik stink als een oude baardrob.
 
éa-éa.

Dit zijn weliswaar geen ‘woorden, die zich hebben losgewrongen van hun beteekenissen’, maar het is toch zeker sublieme poëzie – van Eskimo's standpunt bekeken natuurlijk.

M.t.B.