Echo van den ‘Staatsgreep’

Het antwoord van den heer Strengholt in ‘Den gulden winckel’
Veranderingen zonder afscheid

In het Novembernummer van ‘Den Gulden Winckel’ reageert de heer A.J.G. Strengholt, uitgever van het tijdschrift, in eigen persoon op het artikel, dat wij in het Av. bl. van 23 October schreven over den ‘staatsgreep’, door dezen uitgever toegepast. Wij lieten toen den ex-redacteur, den heer W.A. Kramers, aan het woord en voegden er onze conclusies aan toe. Wij laten nu het wederwoord van den heer Strengholt in extenso volgen:

 

‘De lezer zal, naar wij vertrouwen, bij de ontvangst van dit nummer van “Den Gulden Winckel” aangenaam verrast zijn’,

‘Om drie redenen:

 
Het nummer is op tijd verschenen.
 
De inhoud is uitgebreid.
 
Het uiterlijk is verfrischt.

Dit alles dankt de lezer aan onzen nieuwen redactioneelen leider, die zeer tot ons genoegen den vorigen redacteur vervangt.

Een enkeling heeft zich verbaasd, dat wij den vroegeren samensteller van “Den Gulden Winckel” niet hebben uit- en zijn opvolger niet nadrukkelijk hebben ingeluid. Men geloove ons: voor een teeder afscheidswoord aan het adres van den heer Kramers was voor ons waarlijk geen aanleiding. En waarom den nieuwen redacteur met feestfanfares aan te kondigen? Tijdige verschijning van een verfrischt, verbeterd en uitgebreid tijdschrift scheen ons het best denkbare commentaar op een redactioneele wijziging, die ons tijdschrift en zijn lezers alleen maar ten goede komt.

 

Tot slot nog dit: zes van onze circa 120 medewerkers (d.w.z. nominale medewerkers, Red.) hebben wij, op verzoek, geschrapt. Wij hopen dit verlies - dat wij, op één uitzondering na, hartelijk betreuren - te overleven. Maar voor dengene, die zich niet ontziet te insinueeren, als zou “Den Gulden Winckel” iets van zijn vrijheid hebben verloren zij hier, voor eens en al, verklaard: “Den Gulden Winckel” is en blijft een volkomen onafhankelijk tijdschrift, dat vrij is van elken commercieelen invloed en zich - zoolang de heer Hoekstra het redactioneele bewind voert - noch door belangen van uitgevers noch door die van boekhandelaren of van wie ook zal laten beïnvloeden. Wij meenen hiermede voldoende duidelijk geweest te zijn!

 

En overigens: de karavaan trekt voort en laat de honden blaffen.’

 

* * *

 

Dit antwoord van den heer Strengholt lijkt martiaal, maar is desondanks niet bevredigend, volgens onze meening. Immers: dat het nummer op tijd verscheen, de inhoud is uitgebreid en het uiterlijk is verfrischt, is zeker niet alleen te danken aan den nieuwen redacteur, maar op zijn minst evenzeer aan den heer Strengholt zelf, die zijn vorigen redacteur alle medewerking (vooral financieele) onthield en nu de koorden van de beurs opeens heel wat minder strak houdt. De drie verbeteringen, die ook wij gaarne als verbeteringen erkennen, hebben met de waarde van den redactioneelen inhoud niets uitstaande. Het lijkt ons dus waarschijnlijker, dat de heer Strengholt den heer Kramers heeft willen ‘loozen’, alvorens over te gaan tot een royaler huishouding.

 

Vervolgens draait de heer Strengholt om ons artikel heen, wanneer hij over het niet vermelde afscheid van den heer Kramers spreekt.

Wij noemden het hoogst incorrect, dat van de redactiewisseling met geen woord melding werd gemaakt en schreven: ‘Dat van een redactiewisseling niet eens kennis wordt gegeven aan de abonnés, die niet op den uitgever, maar op een in bepaalden geest geleid orgaan zijn geabonneerd, geeft ons geen hoogen dunk van het respect, dat die uitgever voor die abonnés heeft’. Hiervan maakt de heer Strengholt, dat wij hem uitnoodigden tot een ‘teeder afscheidswoord’ en ‘feestfanfares’. Wil de heer Strengholt ons meedeelen, waar wij over teederheid en feeststemming spraken? Wij kwamen slechts op voor de mondigheid van de abonnés, die recht hebben op een behoorlijke explicatie, als een redacteur heengaat, die zes jaar lang een tijdschrift heeft gediend. Dat er voor den heer Strengholt geen aanleiding bestond om een afscheidswoord te spreken in gevoeligen stijl, is een geheel andere zaak.

Tenslotte: dat ‘Den Gulden Winckel’ een onafhankelijk orgaan blijkt, kan ons slechts verheugen. Het was overigens ook ons bekend, dat de onderhandelingen van den heer Strengholt met het door den heer Kramers in het interview genoemde commercieele lichaam zijn afgesprongen; dat hiervan een gunstige wending in het lot van ‘Den Gulden Winckel’ het resultaat is, zal iederen vriend van het tijdschrift genoegen doen. Wij willen niet nalaten hieraan toe te voegen, dat de door den heer Strengholt genoemde verfrissching van het uiterlijk inderdaad een groote verbetering is, terwijl ook de royaler verzorging van tekst en illustratie slechts een aangenamen indruk kan maken. Wanneer de inhoud, die ditmaal zeer behoorlijk is, daarmee in overeenstemming blijkt, zal de heer Strengholt althans een deel van zijn incorrect optreden aan zijn lezers hebben geboet.