Van de leestafel

Jo Otten, De Schat van de Lutine. (Brusse, Rotterdam 1936).

Het gebeurde met het verzonken schip, de Lutine, schijnt de verbeelding van Jo Otten levendig te hebben geprikkeld: hij heeft er althans eerst in samenwerking van Maud van Loon een (later min of meer gedesavoueerd) filmscenario uit getrokken, en er nu achteraf nog een ‘fantasie van goud en crisis’ overheen geborduurd. Albert van der Meer, even ‘ontwricht’ als de maatschappij, wordt door het goud van de Lutine in de vereischte stemming gebracht, snelt naar Terschelling, weet een N.V. te formeeren in nauw contact met een vrouwelijke dragonder, genaamd Broek en tenslotte ook de millioenen boven water te tooveren. Daaromheen verschijnt iets, dat men als een ‘sociale satyre’ zou kunnen betitelen, ware het niet, dat de ‘diepgang’ van deze satyre uitermate gering is. Het heele verhaal van Jo Otten is goedkoop, en dus ook de maatschappelijke hekeling, die men op den achtergrond gaarne bereid is te vermoeden. Zelfs het liefdesgeschiedenisje tusschen Albert en Tine, de ‘twee koningskinderen’ op een versleten divan, is geheel volgens het recept bedacht en eindigt in een meer dan banale apotheose met een visioen van eeuwige liefde: ‘een nieuw leven begint!’ Misschien zal het den lezer echter vermaken, verschillende ministersnamen verbasterd te vinden en zich daarmee te suggereeren, dat een dergelijke episode ons werkelijk iederen dag in den schoot zou kunnen vallen..

Ik heb het talent van Jo Otten (als prozaïst althans) nooit hoog aangeslagen en menigmaal zijn neiging tot het opeenhoopen van gemeenplaatsen moeten signaleeren. Maar dat hij zich tot dit soort leukheid en vlotheid zou verstouten, had ik toch niet van hem gedacht. Vooral de vrouwelijke dragonder Broek is de schepping van een geest, die zich door de banaalste bizarrerie laat inpalmen, om er daarna de goegemeente mee te overbluffen als een vondst.

Laat Otten hierop tenminste spoedig revanche nemen! Liever ‘Bed en Wereld’, dat althans uit een echte obsessie is geboren, dan deze vreeselijke vlotheid, leukheid en ‘Oké’-letterkunde, waarvoor een auteur met een doctorstitel van een Handelshoogeschool zich eigenlijk behoorde te gêneeren.

M.t.B.