De moralist met een reputatie

Kruistocht van den heer Zentgraaff tegenHet Land van Herkomst
Waaruit men zich zoo al documenteeren kan

Een lezer van dit blad zendt mij een hoofdartikel uit ‘De Javabode’ van 15 October, van de hand van een zekeren heer Z(entgraaff), en gewijd aan den roman ‘Het Land van Herkomst’ van E. du Perron. Ik zou geen aanleiding vinden van zulk een artikel melding te maken, als de inzender er niet bij had geschreven: ‘deze heer Zentgraaff geniet in sommige Indische kringen een reputatie; daarom is zijn lukraak geschrijf niet onschuldig.’

Nu ik het opstel in quaestie gelezen heb, is het mij in het geheel niet duidelijk, waaraan deze heer Zentgraaff even reputatie dankt. Ik wil n.l. niet aannemen, dat des heeren Zentgraaffs joviale, maar even bolle als platte stijl representatief is voor het geestelijk leven of het peil der journalistiek in Indië.

Maar ter zake. De heer Zentgraaff dan put zijn informaties over den roman van Du Perron uit... neen, men zal het nooit raden; niet uit de literatuurgeschiedenissen van Donkersloot of Van Leeuwen of Tielrooy (die over ‘Het Land van Herkomst’ schrijft, dat ‘la vie à Java y est caractérisée avec exactitude et talent’), maar uit... een brochure ‘Sluipend Gif’, een pornografisch en antisemietisch schotschrift van een dergelijke kwaliteit, dat voor zoover mij bekend geen behoorlijke Nederlandsche krant er een woord aan verspild heeft. In dit fraaie document van achterbaksche rancune wordt een poging gewaagd, om door uit het verband van den tekst gerukte citaten bepaalde Nederlandsche schrijvers in discrediet te brengen. Welnu, op dit werkje bouwt de heer Zentgraaff als op een getuigenis van waarde, en hij maakt van de gelegenheid gebruik om den naam van Du Perron door het slijk te sleuren. Dit zeldzaam deskundig brononderzoek zou op zichzelf voldoende zijn om ons van de verplichting te ontheffen daaraan ook maar één woord te verliezen, ware het niet, dat de heer Zentgraaff over een reputatie in sommige kringen schijnt te beschikken. Voor die kringen kan het misschien dienstig zijn te vernemen, dat men in Nederland op zijn minst, en naar ik vermoed in (andere dan deze ‘sommige’) Indische kringen eveneens, Schund Schund wil noemen, ook al doet die Schund-schrijver zich voor als een moralist, die bij anderen Schund ontdekt, en ook al heeft hij zich ergens een ‘reputatie’ aan laten meten.

Karakteristiek voor de mentaliteit van dezen pharizaeër is, dat hij zedig zegt het niet doenlijk te achten de citaten uit het schotschrift voornoemd in zijn blad af te drukken... om twee alinea's verder toch met een voor zijn lezers verkwikkend geacht citaat voor den dag te komen! Ziedaar de moralist van ‘De Javabode’, de man met de ‘reputatie’, ten voeten uit! ‘Er is’, zoo vervolgt de stralende man (heer), ‘in Indië geen blad te vinden, ook niet het armelijkste, domste, meest laag staande en ellendigst geleide, dat de vuilheden en gemeenheden zou kunnen of willen opnemen welke deze Du Perron in zijn hierboven genoemde stukken verwerkte. Dit is geen compliment voor het dagblad, evenmin als het een compliment is voor een mensch: dat hij geen dier is.’

De lezer gelieve, na op adem gekomen te zijn, hierbij te noteeren, dat ‘deze Du Perron’ sedert jaar en dag de literaire kroniek schrijft in het Bat. Nieuwsblad, een van de toonaangevende Indische kranten......

* * *

Ik zal mij verder niet bezighouden met het ‘betoog’ van den heer Zentgraaff, wiens documentatie reeds het afdoende vonnis over zijn artikel in houdt. ‘Exhibitie van zekere driften’, ‘geestelijke naaktlooperij’, ‘verworden geesten’, ‘vies bedrijf’: deze uitdrukkingen hebben wij aan stylisten als de heer Zentgraaff over te laten, evenals zijn visioen van een ‘nabije toekomst, welke de periode der geestelijke losbandigheid zal afsluiten (en waarin) weinig dingen zoo prettig (zullen) zijn als de zuivering en de radicale schoonmaak onder de pathologische figuren en exhibitionisten van dat slag’. Men kent te goed ook uit andere bronnen deze voorpret van heeren, die zich reeds nu verlustigen in den wenschdroom van een vaste betrekking aan het concentratiekamp... Slechts één vraag blijft mij nog kwellen: hoe komt deze heer Zentgraaff toch aan een reputatie in sommige Indische kringen? en welke is dan die reputatie? en welke zijn dan die kringen, waar men deze Feldwebelgemeenplaatsen voor critisch proza verslijt?

M.t.B.