Briefwisseling Menno ter Braak - Magdalena Bekkers-Zürcher

Magdalena Bekkers-Zürcher
aan
Menno ter Braak

Amsterdam, 12 september 1934

Amsterdam-Z., 12 Sept. 1934

Weledelgeboren Heer!

Ik doe U hierbij een philosophische(?) ontboezeming toekomen naar aanleiding van 'n critiek over Uw werk in de N.R.C.

Waarom?

Niet omdat ik m'n ‘wijsgeerige krabbel’ belangrijk vind. Ik schrijf in de ‘Gooi en Eemlander’ voor ‘boeren, burgers en buitenlui’ en ik weet precies, wat ik waard ben. Ik geef zelfs eerlijk toe, dat ik - nu ik me zelf op genade of ongenade overgeef - een beetje bang voor Uw spot ben.

Maar daar ik 'n oude vriendin van Uw ‘vriend en tegenstander’ Dick B. ben, (U herinnert zich mijner wellicht?) en ik m'n ‘krabbeltje’ neerschreef, toen ik nog geen van Uw boeken gelezen had, zult U, naar ik hoop, mijn vaste-rubriek-elan nemen voor wat het is, terwille van mijn eerlijke waardeering voor Uw scherpzinnigheid. Ik moet mij nu eenmaal eens in de veertien dagen aan eenig journalistiek pathos te buiten gaan.

En dan: Ik ben onderwijzeres, ik heb dagelijks te kampen met gebrek-aan-intelligentie en ik ben dolblij, als ik eens een doodgewoon mensch ontmoet, die niet àl te dom is.

Ik heb nu Uw ‘Politicus zonder partij’ in m'n bezit en ik zou ook graag Uw andere boeken lezen.

Ik kan ze echter niet alle koopen.

Ik heb vier kinderen... enz. enz.

Mag ik die boeken van U leenen?

Ik zal ze U zoo spoedig mogelijk weer terug zenden!

En ik beloof U, nooit weer ongevraagd Uw partij op te nemen. Want dat vergeeft U me natuurlijk niet!

Intusschen: ik voel voor Uw boek! Bespaar me dus in elk geval Uw critiek op m'n ‘idealistische oprispingen’ in de krant. U bent ‘gentleman’ en ik schrijf ten slotte om den broode. Journalisten zijn - U moet dat weten - ‘optimisten-van-professie’.

De eerlijkheid gebiedt mij overigens te erkennen, dat, ontdaan van alle Ludwig-franje ‘het lied van S. en W.’ iets van mijzelf in zich draagt.

Ik ben onverbeterlijk romantisch, een Goethe- en Carlyle-mensch - m'n lievelingsboek is trouwens ‘Salammbô’. Ik heb geen lust me anders voor te doen dan ik ben.

Maar mag ik toch Uw boeken lezen? Ik geloof zeker, dat ik ze zal kunnen waardeeren.

M. Bekkers-Zürcher

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie