Menno ter Braak
aan
S. van den Bergh jr.

8 juni 1939

8 Juni 1939

Den Weledgeb. Heer

S. van den Bergh Jr.

WASSENAAR

Zeer geachte Heer Van den Bergh

In antwoord op Uw schrijven van 7 Juni deel ik u mede, dat ik het bijgevoegde concept-‘richtsnoer’ aanvaard, evenals de redactie van het door mij af te geven persberichtje. Aangezien aan mijn hoofdbezwaar inzake politiek en relgie geheel is tegemoetgekomen, meen ik er goed aan te doen, bezwaren van ondergeschikten aard tegen de formuleering op zij te zetten en dezen tekst in zijn geheel te accepteeren.

Allereerst wil ik daarbij U en prof. Kraus hartelijk dank zeggen voor Uw bemiddelend optreden, waarvan ik de strekking ten zeerste heb gewaardeerd. Des te meer doet het mij leed, dat mijn brief van 24 Mei U op sommige punten blijkbaar onaangenaam heeft getroffen; de reden daarvan is mij helaas niet duidelijk, aangezien ik door de zaak scherp te stellen juist wilde trachten haar van bijkomstigheden te ontdoen en tot de principieele kern te reduceeren; bovendien heb ik dien brief, alvorens hem te verzenden, opzettelijk aan eenige vrienden laten lezen (waaronder zeer bezadigde maatschappelijke menschen), die zonder onderscheid van oordeel waren, dat ik mij volkomen correct en gematigd had uitgedrukt. U gelieve niet te vergeten, dat de behandeling, die aanleiding werd tot dit geschil, mij deerlijk moest desillusioneeren, en dat alleen de toekomst (die, zooals reeds gezegd, voor beide partijen een experiment zal zijn) het geschokte vertrouwen zal kunnen herstellen.

Echter: van deze voor mijn gevoel noodzakelijke scherpte was geen lettergreep voor U of prof. Kraus bestemd, aangezien ik voor Uw optreden in dezen slechts lof kan hebben. Ik hoop dan ook, dat mijn brief bij U geen onaangename herinneringen zal achterlaten, nu het geschil uit de wereld is geholpen.

Voor de goede orde van zaken meen ik er goed aan te doen nog even te noteeren, hoe ik van mijn kant mij de afwikkeling voorstel. Tegelijk met dezen brief zend ik een schrijven aan den heer De Lang, waarin ik mijn ontslagaanvrage intrek; daarvan doe ik U ingesloten copie toekomen. Ik zal daarna dus, als ik wel begrepen heb, ontvangen 1. de door Commissarissen geteekende ‘richtsnoer’, en 2. een schrijven van den heer De Lang, waarin hij mij meedeelt, dat hij mijn ontslag annulleert. Daarna zal ik dan het persberichtje afgeven aan het A.N.P., dat in Vad. en N.R.C. uiteraard niet verschijnt.

Het spreekt vanzelf, dat ik daaraan in de pers geen enkele commentaar meer zal verbinden. Wat mijn vrienden betreft: zij hebben zich, voorzoover ik mij herinner, over deze zaak niet in het publiek uitgelaten; de scherpste critiek op mijn ontslag kwam van de Arbeiderspers, waarmee ik geen relatie onderhoud, en van mijn principieele tegenstanders, de katholieke Nieuwe Eeuw en dr. P.H. Ritter jr. Op hun en anderer commentaren heb ik uiteraard niet den minsten invloed, en ik zal mij er dan ook wel toe moeten bepalen voor mijzelf te spreken, of in dit geval te zwijgen.

met de meeste hoogachting

Uw dw.

[Bijlage]

Gewijzigd concept volgens Swart Schilt

Commissarissen van Het Vaderland, betreurende de meeningsverschillen die ontstaan zijn omtrent de opvatting welke de letterkundige medewerker van dat blad dr. Menno ter Braak van diens taak heeft, meeningsverschillen, die geleid hebben tot diens onstlagaanvrage en de aanneming daarvan door den directeur van Het Vaderland,

stellen er prijs op te verklaren dat naar het hun voorkomt bij de vrijheid van critiek die den letterkundigen medewerker van een liberaal dagblad als Het Vaderland is toegestaan, noodzakelijkerwijze rekening moet worden gehouden met hetgeen de lezers van dit dagblad van een critiek onder deze rubriek mogen verwachten;

van oordeel, dat in tegenstelling met de volledige vrijheid waarop een schrijver in een wetenschappelijk tijdschrijft aanspraak mag maken, de letterkundige criticus van een dagblad, in het kader van die courant, moet blijven binnen der perken, die hem door den aard zijner lezers worden opgelegd en met name zich moet onthouden van uitspraken, die hem op politiek of religieus gebied brengen en waarvan hij kan vermoeden, dat zij in den kring der lezers aanstoot zullen geven;

aannemende, dat ook bij den heer Ter Braak de juistheid van dat standpunt wordt ingezien, waartoe recente besprekingen Commissarissen aanleiding geven;

verzoeken eenerzijds den heer Dr. M.t.B. zijn ontslag aanvrage in te trekken en anderzijds de directie het verleende ontslag te annuleeren.

Comm. stellen tevens voor ten einde moeilijkheden in de toekomst te voorkomen, de werkzaamheden zoo te regelen, dat de letterkundige medewerker voortaan geheel vrij zal zijn van elken invloed van den directeur der courant op zijn werk, zijn artikelen geregeld aan het oordeel van den hoofdredacteur zal onderwerpen, die eventueel na raadpleging van mr. Swart, zijn oordeel daarover uitspreekt, waarbij de letterkundige medewerker zich bij voorbaat neerlegt.

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie