Menno ter Braak
aan
E.M. van Lonkhuyzen

[Den Haag], 19 december 1935

19 Dec. 1935

Mej. E.M. van Lonkhuyzen

Kerkstr. 342

AMSTERDAM

Zeer geachte Mejuffrouw

Dank voor Uw schrijven van 15 Dec.j.l. Ik heb nog geen gelegenheid gehad kennis te nemen van het door U samengestelde regieboek, maar ik moet op grond van Uw brief reeds thans een voorbehoud maken. Ik heb met dr. van Eijk uitdrukkelijk afgesproken, dat ev. bekorting geen wijziging in den tekst zou beteekenen.

Ik kan dan ook niet meegaan met de willekeurige verandering van Brown in een dame; 1e niet, omdat de geheele figuur een typisch mannelijke figuur is en bovendien 2e omdat een vrouwelijke journalist een groote exceptie is in het dagbladverblijf en ieder denkend toeschouwer zich dus met recht zal afvragen, welke bedoeling de auteur heeft met zulk een exceptioneele mevrouw van het vak.

Het spijt mij natuurlijk, dat U voor de rol van Brown geen geschikte mannelijke kracht hebt, maar ik kan daarom mijn zienswijze niet veranderen. Mocht U geen andere oplossing dan de door U bedachte weten, dan kan ik geen toestemming geven tot de opvoering door Uw gezelschap. Een en ander volgens de door mij met dr. van Eyk gemaakte afspraak. Ik hoop echter, dat U er iets anders op bedenkt.

In afwachting van Uw antwoord,

met de meeste hoogachting,

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie