Elisabeth de Roos
aan
Menno ter Braak

Tjitjoeroeg, 2 juli 1937

Tjitjoeroeg, 2-VII-'37

Beste Menno,

Nog even drie woorden op je 2e brief, en ingesloten een briefje dat je s.v.p. aan Schilt moet geven na lezing. Verder wil ik je vragen zoowel dit briefje als het vorige door te sturen aan Jan die ook met zooveel wellust het woord incorrecties in de mond neemt. Eddy heeft zich inderdaad vergist met het woord correspondent, maar mijn vorige briefje geeft duidelijk aan dat er van incorrectie naar buiten toe of ten opzichte van Schilt geen sprake geweest is. Ik ben na lezing van Jan's brief van vanmorgen (met de ingesloten bewijzen) op dit doorzenden gesteld; in principe vind ik al die correspondenties à trois verderfelijk, en dat ik gelijk heb, blijkt nu alweer.

Nu moet ik jou nog even verduidelijken wat ik aan Schilt alleen te verstaan heb gegeven; dat ik voorloopig toch liever mijn copie terugheb (maar dan graag gauw), behalve degene die je voor onmiddellijke plaatsing (laten we zeggen: in Juli) bestemd hebt. De werkelijke reden is deze: ik ben er altijd tegen geweest dat Eddy jou met al die karweitjes opknapte; tot zelfs het opsporen van bewijsnummers toe. - Ik voor mij heb mijn ‘zakelijke relaties’ liefst met personen met wie ik geen andere banden heb (zelfs de correspondentie uit Parijs ging makkelijker toen het over Hein liep), omdat het er anders op neerkomt op den duur dat je uit naam van de vriendschap òf te veeleischend wordt (dus dat jij met al je drukte ook nog al onze bijdragen moest administreeren), òf juist weer te weinig op je stuk durft te staan om dezelfde reden. Ik zou dus willen dat je mij die copie terugzond, waar toch zoo weinig ruimte voor is en die zoo on-oxfordsch is; later stuur ik dan misschien wel weer eens iets aan Schilt, en dan regelrecht.

Vrouwen kijven op een andere (vaak doeltreffender) manier dan jullie, en als de heibel tusschen Aty, Ant en mij moest worden voortgezet, zouden zij dus roepen: ‘en jouw man schrijft ook altijd ultimatums’, en ik ‘en die van jullie hebben zoo'n onnavolgbaar voogdelijke stijl’! En te denken dat Jan en jij alle twee voogd van een van onze kinderen zijn!

Veel groeten, Bep.

[In de kantlijn, geschreven door Du Perron:]

B.M. Ik schrijf aan Jan, die toch zoo volmaakt zwei Seelen und eine Gedanke met jou is, met verzoek dàt door te sturen. Het is mij ondoenlijk aan een vriend te schrijven die mij sommeert mijn ‘campagnes’ tegen een anderen vriend te staken. Die man is tè nobel voor me. E.

Origineel: particuliere collectie

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie