B. Roest Crollius
aan
Menno ter Braak

Den Haag, 10 april 1935

10.4.35 Den Haag

Zeer geachte Heer,

Zou ik U mogen verzoeken bij eventueele overlegging van mijn gisteren aan U toegezonden gedichten van het gedicht dat begint met: Vanwaar? - Waarheen? het laatste couplet te schrappen. Die seniele onzin heb ik er abusievelijk aan vastgetikt.

Het gedicht eindigt dan met ‘en we zwijgen maar’, hetgeen me bescheidener lijkt.

Bij voorbaat dankend voor Uwe moeiten,

Hoogachtend

B. Roest Crollius

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie