Menno ter Braak
aan
W.C. Stolte-Hartog

Rotterdam, 12 februari 1931

Rotterdam, 12 II '31

Uw brief heb ik zeer gewaardeerd en heeft mij nog eens duidelijk bewezen, dat uw genegenheid voor mij berust op een persoonlijke verhouding, die ik in alle omstandigheden op prijs zal blijven stellen. Ik was nog een oogenblik bang, dat toch uw gevoelens van ‘schoonmoederlijke’ aard nu de overhand zouden krijgen; maar nu dit niet het geval is, zou ik u nog graag even toelichten, hoe ik er toe kwam, niets van mij te laten hooren.

Ik kan mij n.l. voorstellen, dat zich bij U of Hannie onwillekeurig het gevoel heeft opgedrongen, dat ik al heel gemakkelijk over een verleden periode van mijn leven ben heengestapt, en dat u daaraan ook verbonden hebt het feit, dat ik niet schreef. Toch is dat onjuist, zoo is het niet. Ik zie het zelf zoo. Ik heb één wijze van liefhebben geprobeerd, met mijn volle energie, zoodat ik zelf voor de verrassing kwam te staan,... dat het uit was. Dat moment heb ik, in den beginne onbewust, later bewust, zoozeer gerealiseerd als een failliet, een debacle van mijn energie, dat ik deze richting nooit meer zou kunnen kiezen. Het meeste frappeert daarbij wel het ontbreken van een bepaald feit, dat de ‘schuld’ zou kunnen aangeven; neen, het is eenvoudig de combinatie van dien man en dien vrouw, die mislukt is, die blijkbaar niet deugde.

Ik had niet gedacht, in afzienbare tijd weer een energieke poging te zullen wagen. De eenige reden, waarom ik het nu toch doe, is, dat die poging mijn energie in een volkomen andere richting zal vragen, het is een soort tegenbeweging. Daarom was het me ook zoo onmogelijk, erover te schrijven. In deze verhouding ontbreken bijna alle factoren, die tusschen U en mij wel aanwezig waren; daartegenover staan natuurlijk de andere, die ik niet objectief beoordeelen kan. Ik verbeeldde me, zelf minder pretenties te hebben, eenvoudiger te zijn, misschien ten onrechte, ik hoop het niet, in ieder geval wil ik Gerda zoo gelukkig mogelijk trachten te maken. Garanties op de eeuwigheid zijn daarvoor niet noodig, ze zelfs ook niet te geven. Het is voor mijn soort menschen moeilijk het geluk als iets begeerenswaardigs te aanvaarden, het is misschien mogelijk, het juist daarom aan anderen, die er wel een sterke behoefte aan hebben, te geven.

Maar laat ik over dit thema niet te veel schrijven; het moet nu eenmaal door iedereen geleefd worden. Ik hoop alleen, dat u mijn a.s. huwelijk wilt zien niet als een vergeten en oppervlakkig heenloopen over het andere, maar als een tegen-actie, die evenzeer mijn volle energie zal vergen, en daarom misschien fouten kan veroorzaken tegenover dat andere.

Natuurlijk zal ik u het portret terugzenden. Ik hoop het spoedig te doen, was een week met griep thuis en liet daardoor alles liggen, maar het zal nu wel binnenkort voor elkaar komen.

Het beste vooral ook met uw man,

hartelijke groeten van

Menno

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie